Besluit van 2 mei 1975, houdende regels inzake het ongeregeld luchtvervoer

Besluit ongeregeld luchtvervoer

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 7 april 1975, nr. Jur/L 21 811, Rijksluchtvaartdienst;
De Raad van State gehoord (advies van 16 april 1975, nr. 17);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 24 april 1975, nr. Jur/L 22 143, Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder ongeregeld vervoer: vluchten die niet onder een bilaterale luchtvaartovereenkomst vallen tenzij in een dergelijke overeenkomst daarover anderszins is bepaald.

Toepasselijkheid van het besluit

Artikel

2

Dit besluit is van toepassing op alle vluchten in ongeregeld vervoer door luchtvaartmaatschappijen in, naar of uit Nederland of met Nederland als tussenstation uit of naar landen niet behorende tot de Europese Unie.

Hoofdstuk

II

Algemene bepalingen

Toestemming

Artikel

3

Voor zover bij internationale overeenkomst niet anders is bepaald mogen vluchten in ongeregeld vervoer slechts worden uitgevoerd krachtens een daartoe strekkende toestemming door Onze Minister aan de betrokken luchtvaartmaatschappij.

Ontheffing

Artikel

4

Het bepaalde in artikel 3 geldt niet, indien door Onze Minister daarvan ontheffing is verleend.

Artikel

5

Vervallen

Richtlijnen

Artikel

6

Bij het beslissen op een aanvraag voor ongeregeld luchtvervoer wordt in ieder geval rekening gehouden met:

  • a.

    het mogelijke negatieve effect van ongeregeld vervoer op de rentabiliteit van een reeds bestaande geregelde vlucht naar dezelfde bestemming;

  • b.

    het belang van de gebruikers bij een aan hun behoefte aangepast ongeregeld vervoer tegen een zo laag mogelijke prijs;

  • c.

    het uitgangspunt van wederkerigheid.

Nadere regelen

Artikel

7

Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het uitvoeren van vluchten als bedoeld in artikel 2.

Hoofdstuk

III

Slotbepalingen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Dit besluit kan worden aangeduid als "Besluit ongeregeld luchtvervoer".

Artikel

13

Dit besluit treedt in werking met ingang van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
Juliana
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Westerterp
De Minister van Justitie, Van Agt