Wet van 5 juni 1975, houdende voorschriften tot het voorkomen van de verontreiniging van de zee

Wet verontreiniging zeewater

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het mede ter uitvoering van het op 15 februari 1972 te Oslo tot stand gekomen Verdrag, met bijlagen, ter voorkoming van verontreiniging van de zee tengevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen (Trb. 1972, 62) noodzakelijk is voorschriften te stellen om de verontreiniging van de zee te voorkomen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

1a

Artikel

2

Deze wet is niet van toepassing op:

  • a.

    het lozen, voorzover daaromtrent regelen zijn gesteld bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Stb. 1983, 683);

  • b.

    het lozen, het aan boord nemen en het ten vervoer afgeven van splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen, voorzover op een van die gedragingen artikel 15 of artikel 29 van de Kernenergiewet van toepassing is;

  • c.

    gedragingen aan boord van oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van de militaire taak;

  • d.

    gedragingen waaromtrent regels zijn gesteld bij of krachtens de Mijnbouwwet;

  • e.

    het plaatsen van stoffen met een ander oogmerk dan het zich er enkel van ontdoen;

  • f.

    het achterlaten van stoffen die aanvankelijk in zee zijn geplaatst met een ander oogmerk dan het zich ervan ontdoen.

Artikel

3

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

De in de artikel 3, eerste lid, omschreven verboden gelden niet voor het lozen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, voorzover die handeling samenhangt met of voortvloeit uit het normale gebruik van het werk, vaartuig, of luchtvaartuig, mits dat gebruik niet ten doel heeft het lozen van dergelijke stoffen.

Artikel

6

In de gevallen, waarin door overmacht het in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, omschreven verbod wordt overtreden, maakt de schipper van het vaartuig of de gezagvoerder van het luchtvaartuig van het voorval melding in het scheepsdagboek of het journaal. Tevens doet hij van dit voorval onverwijld mededeling aan Onze Minister.

Artikel

6a

Artikel

6b

Vervallen

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

8a

Artikel

8b

Vervallen

Artikel

9

Artikel

11

Een gedraging in strijd met een aan een ontheffing verbonden voorschrift is verboden.

Artikel

13

De toezichthouder neemt bij het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag in acht.

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, geven geen toestemming tot vertrek uit Nederland indien zij ernstige redenen hebben om te vermoeden dat in strijd met een in artikel 3, eerste lid, omschreven verbod is of zal worden gehandeld.

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Deze wet kan worden aangehaald als "Wet verontreiniging zeewater".

Artikel

22

Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. WESTERTERP.
De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, I. VORRINK.
De Minister van Landbouw en Visserij, VAN DER STEE.
De Minister van Economische Zaken, R. F. M. LUBBERS.
De Minister van Justitie, VAN AGT.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, L. J. BRINKHORST.
De Minister van Justitie, VAN AGT.