Besluit van 9 juli 1975, houdende aanwijzing van de stoffen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet verontreiniging zeewater

Besluit ex artikel 3 Wet verontreiniging zeewater

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 maart 1975, no. RXW 18221, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Waterstaatsrecht;
Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Wet verontreiniging zeewater (Stb. 1975, 352);
De Raad van State gehoord (advies van 19 maart 1975, nr. 11);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 juni 1975, nr. RXW 40790;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Van de in artikel 1, eerste en tweede lid, bedoelde stoffen zijn uitgezonderd:

  • a.

    de tot de categorieën a, b, g en h behorende stoffen, die niet giftig zijn dan wel in het zeewater zodanig snel worden omgezet in biologisch onschadelijke stoffen, dat hun aanwezigheid in het zeemilieu geen gevaar oplevert voor verontreiniging van de zee;

  • b.

    de tot de categorie f. behorende stoffen, die in het zeewater zodanig snel worden afgebroken, dat hun aanwezigheid daarin geen belemmering veroorzaakt voor de scheepvaart, de visserij, de recreatie of ander gebruik van de zee;

  • c.

    de tot de categorieën a en g behorende stoffen, indien deze worden of zullen worden geloosd door verbranding aan boord van een vaartuig.

Artikel

3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet verontreiniging zeewater in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan een afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
Juliana
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Westerterp.
De Minister van Justitie a.i., I. Vorrink.