Artikel
1
1
Ingesteld wordt een Innovatiecommissie ten behoeve van de ontwikkeling van het participatie-onderwijs.
Besluit:
Ingesteld wordt een Innovatiecommissie ten behoeve van de ontwikkeling van het participatie-onderwijs.
De commissie heeft in het algemeen tot taak om de ontwikkeling van het participatie-onderwijs te bevorderen door het doen van voorstellen c.q. door het uitbrengen van adviezen met betrekking tot deze ontwikkeling aan de Minister. Zij doet dit op basis van de beleidsuitgangspunten en het beleidsperspectief zoals deze met betrekking tot die ontwikkeling zijn of zullen worden vastgesteld.
In het bijzonder heeft de commissie tot taak:
het nader uitwerken van de beleidsdoelen, die ten grondslag liggen aan het participatie-onderwijs;
het nader uitwerken van het principe van het participerend leren, mede als bijdrage tot de vernieuwing van het gehele onderwijs ten behoeve van de 16-18-jarigen;
het formuleren van de uitgangspunten voor een landelijk innovatieplan, waarin de planmatige ontwikkeling van de onderwijsvernieuwing over de gehele breedte van het veld van ten minste het vormingswerk en het beroepsbegeleidend onderwijs/leerlingwezen wordt ondersteund door de resultaten van de experimenten, die gericht zijn op de ontwikkeling van het participatie-onderwijs;
het, na goedkeuring door de Minister van de uitgangspunten genoemd onder b., opstellen van een uitgewerkt innovatieplan voor de ontwikkeling van de onderwijsleercomponent, de praktijkopleidingscomponent en de maatschappijcomponent van het participatie-onderwijs;
Dit uitgewerkte innovatieplan omvat ten minste:
voorstellen voor een landelijk experimenteerplan, dat als kader kan dienen voor de onderwijskundige experimenten participatie-onderwijs (diepte-strategie);
voorstellen voor een ontwikkelingsplan, dat als landelijk kader kan dienen voor ten minste de instituten voor vormingswerk voor jeugdigen, de scholen voor beroepsbegeleidend onderwijs en de organen van het leerlingwezen in de onderscheiden fasen van het integratieproces (breedtestrategie);
alsmede voorstellen met betrekking tot de voorwaarden waaraan ten behoeve van een goed verloop van het innovatieproces moet worden voldaan met name op het gebied van de informatieverstrekking en informatie-uitwisseling, de faciliteiten, de nascholing en de verzorgingsstructuur;
De commissie adviseert de Minister met betrekking tot de goedkeuring van de experimenteerplannen en doet voorstellen met betrekking tot de formulering, de wijziging en de aanvulling van de richtlijnen ten behoeve van de tweedagenprogrammering.
De commissie pleegt regelmatig overleg met de Departementale Innovatieprojektgroep Participatie-onderwijs met betrekking tot vraagstukken betreffende het te voeren beleid en de op grond van genomen beleidsbeslissingen te verlenen faciliteiten aan de bij de onderwijsvernieuwing betrokken instituten en organen.
De commissie is bevoegd, indien en voor zover zij dit in het belang van de uitvoering van haar opdracht nodig acht:
andere commissies, instanties en personen te raadplegen;
uit haar midden subcommissies of wekgroepen aan te wijzen.
De vergaderingen van de commissie worden bijgewoond door twee door de Minister aan te wijzen ambtenaren.
Zo dikwijls als dit nodig is, maar ten minste twee maal per jaar, wordt een vergadering gehouden met:
vertegenwoordigers van de experimenten participatie-onderwijs, de samenwerkingsprojekten, het vormingswerk en het beroepsbegeleidend onderwijs en de organen van het leerlingwezen;
vertegenwoordigers van de verzorgingsstructuur
Voor deze vergaderingen kunnen ook worden uitgenodigd vertegenwoordigers van andere onderwijssectoren.
De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van drie jaren. Zij kunnen opnieuw worden benoemd.
De Minister benoemt de voorzitter en de leden van de commissie.
Het secretariaat zal worden vervuld door een door de Minister daartoe aan te wijzen ambtenaar.
Deze beschikking zal in de Nederlandse Staatscourant worden geplaatst.
Bij de opheffing van de commissie wordt het archief overgedragen aan de Centrale Archiefbewaarplaats van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.