De rang van benoeming der raden, onderscheidenlijk der plaatsvervangende raden van de bijzondere kamer, wordt geregeld naar de dag waarop het besluit van een eerste benoeming door Ons is getekend.
2
De rang van benoeming van verschillende op éénzelfde dag benoemde raden of plaatsvervangende raden wordt, indien hun benoeming bij hetzelfde besluit plaatsvindt, bepaald door de volgorde hunner namen, en, indien zij bij verschillende besluiten benoemd zijn, door de volgorde dezer besluiten.
De griffier van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden houdt een lijst waarop de namen van de raden en de plaatsvervangende raden in de bijzondere kamer geplaatst worden met vermelding van ieders rang van benoeming.
Artikel
4
1
De deskundige leden, bedoeld in artikel 67, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, leggen de eed of belofte af ten overstaan van een enkelvoudige of meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De eed of belofte, bedoeld in de eerste volzin, wordt afgenomen op requisitoir van het openbaar ministerie.
2
Het formulier, bedoeld in artikel 67, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wordt na het afleggen van de eed of belofte ondertekend door het deskundig lid en door de rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast die zitting heeft in de in het eerste lid bedoelde enkelvoudige kamer dan wel voorzitter is van de in het eerste lid bedoelde meervoudige kamer.
Artikel
5
1
Het bestuur van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden houdt een register bij, waarin de koninklijke besluiten betreffende de benoeming van de daar beëdigde raden en plaatsvervangende raden en de formulieren betreffende de afgelegde eed of belofte worden bewaard.
2
Een uittreksel uit dat register, inclusief het formulier betreffende de eed of belofte, wordt aan de raden en plaatsvervangende raden uitgereikt.
Artikel
6
De installatie van de raden en plaatsvervangende raden in de bijzondere kamer geschiedt door middel van het op de terechtzitting voorlezen van het formulier, bedoeld in artikel 4.
De raden en plaatsvervangende raden, die door de bijzondere kamer met een opdracht zijn belast, zorgen dat zij de daaruit voortvloeiende werkzaamheden op zodanige tijd verrichten, dat daardoor in de zittingen van de kamer geen verhindering of vertraging wordt veroorzaakt.
Artikel
11
De griffie is gehouden de raden en plaatsvervangende raden bij te staan in de gevallen waarin dat is vereist.
Artikel
12
De raden en de plaatsvervangende raden ontvangen van de griffier de nodige kennisgeving van de terechtzittingen en andere bijeenkomsten, waarbij zij tegenwoordig moeten zijn.
Artikel
13
1
Aan de raden en de plaatsvervangende raden wordt een vergoeding toegekend met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de raadsheren-plaatsvervangers.
2
Aan de raden en plaatsvervangende raden van de bijzondere kamer wordt, in afwijking van de regels die gelden voor de raadsheren-plaatsvervangers, een vergoeding toegekend ten bedrage van € 1.000 per zittingsdag.
3
Bij regeling van Onze Minister kan de in het tweede lid genoemde vergoeding jaarlijks met ingang van 1 januari worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Daarbij worden de bedragen rekenkundig afgerond op hele euro’s.
Artikel
14
1
De raden en plaatsvervangende raden genieten, zowel voor het bijwonen van de bijeenkomsten van de bijzondere kamer als voor het volbrengen van verrichtingen welke hun door de bijzondere kamer worden opgedragen, reis- en verblijfkosten overeenkomstig hetgeen daarover is bepaald in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.
2
Reis- en verblijfkosten worden hun overeenkomstig het vorige lid eveneens vergoed ter gelegenheid van hun beëdiging en installatie.
Artikel
15
1
Aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden maandelijks ingezonden:
a.
de declaraties wegens vergoedingen, bedoeld in artikel 13;
b.
de declaraties wegens reis- en verblijfkosten, bedoeld in artikel 14.
2
De in het eerste lid onder a genoemde declaraties vermelden de dagen waarop de bijeenkomsten zijn bijgewoond en bevatten een verklaring van de voorzitter der bijzondere kamer dat de declarant de opgegeven bijeenkomsten heeft bijgewoond.
3
De in het eerste lid onder b genoemde declaraties worden voorzien van een verklaring van de voorzitter van de bijzondere kamer, dat de gemaakte reizen noodzakelijk waren voor het bijwonen van bijeenkomsten van de bijzondere kamer, voor het volbrengen van de door haar opgedragen verrichtingen of voor de installatie van de declarant, dan wel, dan wel voor het afleggen van de eed of belofte.
Artikel
16
1
Dit besluit kan worden aangehaald als: Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
2
Het treedt in werking met ingang van 1 mei 1976.
Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.