Besluit van 18 oktober 1976, houdende regelen met betrekking tot vergoedingen voor Opiumverloven

Besluit vergoedingen Opiumverloven

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 29 september 1976, DG Vgz/GMI, no. 44 796;
De Raad van State gehoord (advies van 13 oktober 1976, nr. 18);
Gezien het nader rapport van onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 15 oktober 1976, DG Vgz/GMI, nr. 45 117;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Ter zake van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, en 6, eerste lid, van de Opiumwet gelden de volgende regelen:

  • I.

    De verschuldigde vergoeding voor een verlof voor het vervaardigen van substanties, alsmede voor het verrichten van de onder II en III bedoelde handelingen bedraagt voor elk kalenderjaar of gedeelte daarvan € 15 437,60, vermeerderd met € 771,43 voor elke substantie welke in het desbetreffende kalenderjaar voor de verkoop wordt vervaardigd.

  • II.

    De verschuldigde vergoeding voor een verlof voor het bereiden van preparaten, bewerken en verwerken van middelen, alsmede voor het verrichten van de onder III bedoelde handelingen bedraagt voor elk kalenderjaar of gedeelte daarvan € 1 247,90.

  • III.

    De verschuldigde vergoeding voor een verlof voor het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van middelen bedraagt voor elk kalenderjaar of gedeelte daarvan € 794,12.

  • IV.

    De verschuldigde vergoeding voor een verlof voor het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen bedraagt € 31,76.

  • V.

    De verschuldigde vergoeding voor een verlof uitsluitend voor wetenschappelijke of instructieve doeleinden bedraagt voor elk kalenderjaar of gedeelte daarvan € 113,45.

Artikel

2

Artikel

3

Ons besluit van 9 december 1955 (Stb. 575) wordt ingetrokken.

Artikel

4

Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit vergoedingen Opiumverloven".

Artikel

5

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 23 juni 1976 (Stb. 424) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk
Juliana
De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, I. Vorrink
De Minister van Justitie, Van Agt