Wet van 8 december 1976, houdende regeling van het beheer van 's Rijks financiën

Comptabiliteitswet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Comptabiliteitswet 1927 (Stb. 259) te vervangen door nieuwe wettelijke bepalingen, mede ter uitvoering van de artikelen 136 en 193 van de Grondwet, voor het beheer van ’s Rijks financiën;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

De begroting van het Rijk

§

1

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Vervallen

§

2

Het begrotingsjaar, de ramingen, de inrichting, de opstelling, het tijdschema en de wijziging van de begrotingen

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Vervallen

Artikel

7

De memorie van toelichting bij een voorstel van wet tot vaststelling van een begroting vermeldt met betrekking tot elk begrotingsartikel de volgende gegevens:

  • a.

    een uiteenzetting over het te voeren beleid;

  • b.

    de eventuele regeling(en) op grond waarvan het beleid wordt gevoerd;

  • c.

    de factoren die aan de ramingen ten grondslag liggen, alsmede voor zover mogelijk gegevens omtrent de omvang van de activiteiten, prestaties en effecten die worden beoogd, waarbij deze gegevens in elk geval worden gesteld naast die van het lopende jaar en naast de uitkomsten van het aan het lopende jaar voorafgaande jaar;

  • d.

    voor zover zinvol een nadere splitsing van de begrotingsartikelen en van de daarbij behorende ramingen, waarbij deze ramingen worden gesteld naast de ramingen van het lopende jaar en naast de uitkomsten van het aan het lopende jaar voorafgaande jaar;

  • e.

    meerjarenramingen, dat wil zeggen de ramingen met betrekking tot de vier op het betrokken jaar volgende jaren;

  • f.

    eventuele andere cijfermatige gegevens die het inzicht in het te voeren beleid kunnen bevorderen, waartoe in voorkomende gevallen zijn te rekenen afzonderlijke gegevens over garantieverplichtingen en over grote projecten;

  • g.

    de economische en de functionele code, overeenkomstig de door Onze Minister van Financiën vast te stellen classificaties.

Artikel

8

Artikel

9

Onze Minister van Financiën biedt op de in artikel 8, vierde lid, genoemde dag aan de Staten-Generaal de miljoenennota aan. Daarin worden in elk geval opgenomen:

  • a.

    beschouwingen over de budgettaire betekenis van het voorgenomen beleid voor het Rijk;

  • b.

    beschouwingen over de betekenis van het voorgenomen beleid voor de volkshuishouding;

  • c.

    de meerjarenramingen, bedoeld in artikel 7, aanhef en onder e, volgens een door hem te bepalen mate van samenvoeging;

  • d.

    het overzicht, bedoeld in artikel 12, tweede lid;

  • e.

    een overzicht van de totalen van de uitgaven, ontvangsten en saldi over de laatste tien jaren;

  • f.

    een balans van de bezittingen, vorderingen en schulden van de Staat naar de toestand per 31 december van het laatst verstreken jaar met een toelichting, waaruit onder meer blijkt naar welke grondslagen deze zijn gewaardeerd.

Artikel

10

Artikel

11

Overbrenging, geheel of gedeeltelijk, van begrotingsartikelen van een begroting naar een andere begroting in verband met een wijziging van de taakverdeling tussen ministeries geschiedt bij wet.

Artikel

12

§

3

Beleidsvoornemens met financiële gevolgen voor het Rijk

Artikel

13

Artikel

14

Schriftelijke voorstellen, voornemens en toezeggingen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, bevatten in de toelichting daarbij een afzonderlijk onderdeel, waarin alle financiële gevolgen voor het Rijk en, waar mogelijk, de financiële gevolgen voor andere maatschappelijke sectoren worden vermeld. Daarbij wordt tevens aangegeven in hoeverre de financiële gevolgen voor het Rijk zijn begrepen in de laatste bij de Tweede Kamer ingediende begroting en in de meerjarenramingen, bedoeld in artikel 7, aanhef en onder e.

§

4

Nadere regelgeving

Artikel

15

Onze Minister van Financiën stelt regels met betrekking tot:

  • a.

    de voorbereiding, de wijziging en de inrichting van de begrotingen met inbegrip van de daarbij behorende toelichtingen en bijlagen, alsmede met betrekking tot de wijze waarop de begrotingsramingen tot stand komen;

  • b.

    de inrichting van het afzonderlijk onderdeel van de toelichting bij de voorstellen, voornemens en toezeggingen, bedoeld in artikel 14.

Artikel

15a

Onze Minister van Financiën bepaalt de criteria die gehanteerd worden voor het instellen van een begrotingsreserve als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, en stelt de voorwaarden vast voor de toevoeging en de onttrekking van gelden aan de reserve.

Hoofdstuk

II

Het financiële en materiële beheer van het Rijk

§

1

Het beheer van de begroting van het Rijk

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

§

2

Het kasbeheer en het materiële beheer van het Rijk

Artikel

19

Artikel

19a

§

3

De administratie van en de controle bij het Rijk

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

22a

§

4

De boeking van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

§

5

Het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het privaatrechtelijke beheer

Artikel

27

Artikel

28

Onze Minister van Financiën sluit overeenkomsten tot het aangaan van geldleningen door de Staat, nadat hij daartoe machtiging bij de wet heeft ontvangen.

Artikel

29

Artikel

30

Het verrichten namens de Staat van een privaatrechtelijke rechtshandeling met een geldelijk belang geschiedt op een wijze die:

  • a.

    voor de Staat voldoende duidelijk de plichten en rechten van de betrokken partijen bewijsbaar vastlegt;

  • b.

    controleerbaar is;

  • c.

    in het maatschappelijk verkeer wordt geaccepteerd.

Artikel

31

De geldigheid van privaatrechtelijke rechtshandelingen wordt niet aangetast indien de bij of krachtens deze wet gestelde regels niet worden nageleefd, tenzij het betreft het niet naleven van de regels omtrent de bevoegdheid van de handelende personen, gesteld bij of krachtens het bepaalde in de artikelen 27 en 28.

§

6

Nadere regelgeving

Artikel

32

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:

  • a.

    de taak van de centrale directies financieel-economische zaken;

  • b.

    de plaats en de taak van de accountantsdiensten;

  • c.

    het kasbeheer;

  • d.

    het materieelbeheer.

Artikel

33

Artikel

34

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en kan worden voorgeschreven dat bepaalde privaatrechtelijke rechtshandelingen worden verricht in afwijking van het bepaalde in artikel 27 en 28.

Hoofdstuk

III

Het toezicht van de Minister van Financiën

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Hoofdstuk

IV

De Algemene Rekenkamer

§

1

De samenstelling en de inwendige dienst

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Aan de Algemene Rekenkamer wordt toegevoegd een secretaris die op voordracht van de Rekenkamer bij koninklijk besluit wordt benoemd en ontslagen. Schorsing geschiedt door de Rekenkamer.

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

De Algemene Rekenkamer stelt voor haar werkzaamheden een reglement van orde vast. Dit reglement wordt door plaatsing in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel

46

Artikel

47

Geen besluiten zullen in de vergadering van het college kunnen worden genomen, indien niet tenminste de meerderheid der leden van het college tegenwoordig is. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen; wanneer de stemmen staken, beslist de stem van de president.

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

§

2

Rechtmatigheidsonderzoek

Artikel

51

Artikel

52

Ten aanzien van de financiële verantwoording van het Rijk onderzoekt de Algemene Rekenkamer of deze verantwoording aansluit op de financiële verantwoordingen, bedoeld in artikel 51, eerste lid, en overeenkomstig de daarvoor gegeven voorschriften is opgesteld.

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

§

3

Doelmatigheidsonderzoek

Artikel

57

§

4

Overige taken en bevoegdheden

Artikel

58

Op verzoek van elk van de beide kamers van de Staten-Generaal kan de Algemene Rekenkamer bepaalde onderzoeken instellen.

Artikel

59

Artikel

59a

Artikel

60

Indien de zorg voor een administratie aan een derde wordt uitbesteed, dan is de Algemene Rekenkamer bevoegd mede aan de hand van de administratie van de betrokken derde dan wel bij degene die de administratie in opdracht van die derde voert een onderzoek in te stellen, waarbij het bepaalde in artikel 54, eerste lid, van overeenkomstige toepassing is.

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

Hoofdstuk

V

De financiële verantwoording van het Rijk

Artikel

64

Onze Minister van Financiën biedt uiterlijk op 1 maart na afloop van elk jaar aan de Staten-Generaal de voorlopige rekening aan, waarin een overzicht wordt gegeven van de voorlopige stand van de gerealiseerde bedragen aan uitgaven en ontvangsten.

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

69

Onze Minister van Financiën kan regels stellen met betrekking tot de totstandkoming en de inrichting van de financiële verantwoording, bedoeld in artikel 65.

Hoofdstuk

VI

BATEN-LASTENDIENSTEN

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

De financiële verantwoording, bedoeld in artikel 65, eerste lid, bevat per dienst die een baten-lastenstelsel voert een onderdeel omtrent de financiële verantwoording van die dienst.

Artikel

73

Onze Minister van Financiën stelt zo nodig nadere regels met betrekking tot diensten die een baten-lastenstelsel voeren in het algemeen, dan wel één of enkele agentschappen in het bijzonder.

Hoofdstuk

VII

Comptabele noodwetgeving

Artikel

74

Artikel

74a

Onze Minister van Financiën kan regels stellen in afwijking van het bepaalde in deze wet en in de wetten, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Hoofdstuk

VIII

Citeertitel

Artikel

75

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel: Comptabiliteitswet.

Artikel

76

Vervallen

Artikel

77

Vervallen

Artikel

78

Vervallen

Artikel

79

Vervallen

Artikel

80

Vervallen

Artikel

81

Vervallen

Artikel

82

Vervallen

Artikel

83

Vervallen

Artikel

84

Vervallen

Artikel

85

Vervallen

Artikel

86

Vervallen

Artikel

86A

Vervallen

Artikel

87

Vervallen

Artikel

88

Vervallen

Artikel

89

Vervallen

Artikel

90

Vervallen

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Vervallen

Artikel

93

Vervallen

Artikel

94

Vervallen

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, A. DE GOEDE.
De Minister van Justitie, VAN AGT.