Wet van 4 mei 1977, houdende regelen inzake het treffen van wedervergeldingsmaatregelen op het gebied van de zeescheepvaart

Wedervergeldingswet zeescheepvaart

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen in het belang van de verdediging van de economische belangen van de Nederlandse koopvaardij en met het oog op de uitvoering van een internationale afspraak of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie betrekking hebbende op het vervoer ter zee;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

zeeschip: een zeeschip in de zin van artikel 2, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

Nederlands zeeschip: een zeeschip dat voldoet aan de vereisten van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel of is ingeschreven in het rompbevrachtingsregister, genoemd in artikel 2 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (Stb. 1992, 541).

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

De vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel

6

Bij of krachtens een wedervergeldingsbesluit kan worden bepaald, welke gegevens bij het aanvragen van een vergunning of een ontheffing dienen te worden verstrekt.

Onder de gegevens, waarvan de verstrekking wordt voorgeschreven, kunnen over te leggen bewijsstukken begrepen zijn.

Artikel

7

Onze Minister kan een vergunning of een ontheffing intrekken, indien de te harer verkrijging verstrekte gegevens zo onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvrage een andere beslissing zou zijn genomen, als bij beoordeling daarvan de juiste omstandigheden bekend waren geweest.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Een wedervergeldingsregeling blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat een wedervergeldingsbesluit, dat hetzelfde onderwerp betreft, in werking treedt, doch uiterlijk tot acht maanden na het in werking treden van de wedervergeldingsregeling.

Artikel

11a

Artikel

11b

Artikel

11c

Artikel

11d

Artikel

12

Tegen een beschikking tot:

  • a.

    verlening of weigering van een vergunning of een ontheffing, of

  • b.

    intrekking van een vergunning of een ontheffing krachtens artikel 7, of

  • c.

    oplegging van een heffing,

kan de belanghebbende beroep instellen bij het College.

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

16

Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet nadere regeling behoeven kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel

17

Het is verboden terzake van een aanvrage om vergunning of ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken.

Artikel

18

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

19

Deze wet kan worden aangehaald als: Wedervergeldingswet zeescheepvaart.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M. H. M. VAN HULTEN.
De Minister van Buitenlandse Zaken, M. VAN DER STOEL.
De Minister van Economische Zaken, R. F. M. LUBBERS.
De Minister van Landbouw en Visserij, VAN DER STEE.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, J. PRONK.
De Minister van Justitie, VAN AGT.