Wet van 8 juni 1977, houdende bepalingen betreffende het giraal effectenverkeer

Wet giraal effectenverkeer

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is wettelijke bepalingen vast te stellen betreffende het giraal effectenverkeer;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

"Onze Minister": Onze Minister van Financiën;

"het centraal instituut": een als zodanig door Onze Minister aangewezen rechtspersoon;

"een aangesloten instelling": degene die als zodanig door het centraal instituut is toegelaten;

"effecten": de effecten ten aanzien waarvan het centraal instituut heeft bepaald dat zij tot een verzameldepot en een girodepot in de zin van de wet kunnen behoren.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Het centraal instituut stelt regels vast betreffende de toelating als aangesloten instelling en betreffende de intrekking van zodanige toelating. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister en worden bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel

5

Degene wiens verzoek tot toelating als aangesloten instelling is afgewezen of degene wiens toelating als aangesloten instelling is ingetrokken, kan daartegen in beroep komen bij Onze Minister.

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Artikel

8

Het centraal instituut bepaalt welke effecten voor de toepassing van deze wet als effecten van eenzelfde soort zullen worden beschouwd.

Artikel

8a

Tot een verzameldepot en een girodepot kunnen niet behoren effecten op naam waarvan de overdraagbaarheid bij de statuten respectievelijk de voorwaarden van uitgifte is beperkt of uitgesloten, tenzij deze zijn toegelaten tot de officiële notering aan een in een lidstaat van de Europese Unie gelegen werkzame effectenbeurs.

Hoofdstuk

2

Verzameldepot

Titel

1

Algemeen

Artikel

9

Artikel

10

Tot een verzameldepot behoren:

  • a.

    alle effecten van de betreffende soort die onder de instelling berusten, voor de instelling worden bewaard of aan de instelling zijn geleverd, met uitzondering van effecten aan toonder ten aanzien waarvan de instelling tot afzonderlijke bewaring verplicht is;

  • b.

    het ten name van de instelling staande aandeel in het verzameldepot van effecten van de betreffende soort bij een andere instelling;

  • c.

    het ten name van de instelling staande aandeel in het in hoofdstuk 3 bedoelde girodepot van effecten van de betreffende soort;

  • d.

    in het geval dat effecten als bedoeld onder a verloren zijn gegaan, de rechten daaruit of de daarvoor in de plaats getreden vorderingen tot vergoeding, alsmede hetgeen uit hoofde daarvan is ontvangen;

  • e.

    alle overige goederen die geacht moeten worden in de plaats te zijn getreden van onder a bedoelde effecten of van een onder b en c bedoeld aandeel.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Indien effecten aan toonder uit anderen hoofde dan bewaargeving aan een aangesloten instelling worden toevertrouwd, zijn de bepalingen betreffende de in het eerste lid van het vorige artikel bedoelde bewaargeving van overeenkomstige toepassing, tenzij de rechtsverhouding meebrengt dat de aangesloten instelling tot afzonderlijke bewaring verplicht is.

Artikel

14

Artikel

15

De instelling draagt desgewenst zorg dat de deelgenoten het aan de effecten verbonden stemrecht, ieder tot de hoeveelheid waarvoor hij in de aanwezige effecten deelgenoot is, kunnen uitoefenen.

Titel

2

Vervreemding en bezwaring

Artikel

16

Artikel

17

Levering van een aandeel in een verzameldepot geschiedt door bijschrijving op naam van de verkrijger in het daartoe bestemde deel van de administratie van de aangesloten instelling.

Artikel

18

Voor zover een bijschrijving van effecten geschiedt tot een grotere hoeveelheid dan waarover de aangesloten instelling bevoegd was te beschikken, maakt zij de verkrijger geen deelgenoot in het verzameldepot. Was de verkrijger te goeder trouw op het tijdstip dat hij van de bijschrijving kennis kreeg, dan wordt hij niettemin deelgenoot naar evenredigheid van de bijgeschreven hoeveelheid.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Vestiging van een vruchtgebruik op een aandeel in een verzameldepot geschiedt door bijschrijving ten name van de vruchtgebruiker in de administratie van de aangesloten instelling.

Artikel

24

Artikel

25

Titel

3

Uitlevering en verdeling

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Levert de instelling aan een deelgenoot meer effecten uit dan waartoe zij ingevolge de drie voorgaande artikelen bevoegd is, dan kan het teveel uitgeleverde door de instelling worden teruggevorderd, tenzij de deelgenoot op het tijdstip van de uitlevering te goeder trouw was.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Degene die overeenkomstig artikel 12, eerste lid, een hoeveelheid effecten in bewaring heeft gegeven of heeft geleverd maar daarvoor geen deelgenoot is, wordt vermoed bevoegd te zijn de rechten van de deelgenoot uit de artikelen 15, 26 en 27 uit te oefenen.

Titel

4

Faillissement

Artikel

33

Hoofdstuk

3

Girodepot

Titel

1

Algemeen

Artikel

34

Artikel

35

Tot een girodepot behoren:

  • a.

    alle effecten van de betreffende soort die onder het centraal instituut berusten, voor het centraal instituut worden bewaard of aan het centraal instituut zijn geleverd;

  • b.

    het ten name van het centraal instituut staande tegoed terzake van effecten van de betreffende soort, die berusten onder of bewaard worden voor instellingen in het buitenland, die op verzoek van het centraal instituut door Onze Minister zijn aangewezen;

  • c.

    in het geval dat effecten als bedoeld onder a verloren zijn gegaan, de rechten daaruit of de daarvoor in de plaats getreden vorderingen tot vergoeding, alsmede hetgeen uit hoofde daarvan is ontvangen;

  • d.

    alle overige goederen die geacht moeten worden in de plaats te zijn getreden van onder a bedoelde effecten of van een onder b bedoeld tegoed.

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Het centraal instituut draagt zorg dat de aangesloten instellingen kunnen voldoen aan hun in artikel 15 bedoelde verplichting ten aanzien van het aan de effecten verbonden stemrecht.

Titel

2

Vervreemding en bezwaring

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Derden-beslag onder het centraal instituut op een ten name van een instelling staand aandeel in een girodepot is niet toegelaten.

Titel

3

Uitlevering en verdeling

Artikel

45

Artikel

46

De verdeling van een girodepot dat niet toereikend is om aan iedere instelling de haar toekomende hoeveelheid effecten uit te leveren, geschiedt door overeenkomstige toepassing van artikel 27, tweede en derde lid.

Artikel

47

Levert het centraal instituut aan een instelling meer effecten uit dan waartoe het ingevolge de vorige twee artikelen bevoegd is, dan kan het teveel uitgeleverde door het centraal instituut worden teruggevorderd, tenzij de instelling op het tijdstip van de uitlevering te goeder trouw was.

Artikel

48

Het centraal instituut is tot uitlevering bevoegd zonder medewerking van de andere instellingen op wier naam aandelen in het girodepot staan.

Artikel

49

Hoofdstuk

4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

50

Artikel

50a

In het geval dat aandelen op naam zijn geleverd aan een aangesloten instelling of aan het centraal instituut, kan in het register als bedoeld in artikel 85 eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek de naam en het adres van de aangesloten instelling onderscheidenlijk centraal instituut worden opgenomen, met vermelding van de datum waarop die aandelen zijn gaan behoren tot een verzameldepot onderscheidenlijk girodepot, de datum van de erkenning of betekening, alsmede van het op ieder aandeel gestorte bedrag.

Artikel

51

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Juliana
De Minister van Justitie, Van Agt
De Minister van Financiën, W. F. Duisenberg
De Minister van Justitie, Van Agt