Artikel
1
Wij behouden Ons de bevoegdheid voor een visserijzone in te stellen in overeenstemming met het bepaalde in de artikelen 2 en 3.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wij behouden Ons de bevoegdheid voor een visserijzone in te stellen in overeenstemming met het bepaalde in de artikelen 2 en 3.
Het Koninkrijk oefent de uitsluitende rechtsbevoegdheid ten aanzien van visserij-aangelegenheden uit in een zone ter breedte van ten hoogste 200 zeemijlen, gemeten van de basislijn van de territoriale zee van het Koninkrijk.
De buitengrens van de visserijzone zal worden bepaald in overeenstemming met die andere Staten van wie een overeenkomstige zone grenst aan die van het Koninkrijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad en het Publikatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.