Tenzij anders wordt overeengekomen, zijn de volgende algemene voorwaarden op onderhoudsovereenkomsten van toepassing:
-
a.
de onderhoudsovereenkomst heeft een geldigheidsduur van ten minste zes jaar en wordt, behoudens in de gevallen, bedoeld in artikel 10, derde lid, geacht telkens met eenzelfde periode te zijn verlengd, tenzij één der partijen zes maanden voor het einde van de lopende periode bij aangetekende brief de overeenkomst heeft opgezegd;
-
b.
de gebruiksgerechtigde verbindt zich, ten minste een maand tevoren bij aangetekende brief aan de Minister mededeling te doen van een voornemen de grond waarop een of meer landschapselementen voorkomen te vervreemden, daarop een zakelijk recht te vestigen dan wel die in gebruik te geven;
-
c.
de in artikel 4, tweede lid, onder a, b en c bedoelde vergoedingen worden jaarlijks op nader overeengekomen wijze uitbetaald, doch, voor zover tevens een vergoeding is overeengekomen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder d, niet eerder dan nadat deze laatste vergoeding is uitbetaald;
-
d.
de uitbetaling van de vergoeding bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder d, geschiedt nadat de werkzaamheden naar het oordeel van de Minister op genoegzame wijze zijn uitgevoerd;
-
e.
door of namens de Minister kan na kennisgeving aan de gebruiksgerechtigde een schouw worden gehouden over de bij de onderhoudsovereenkomst betrokken landschapselementen. De gebruiksgerechtigde die, indien hij zulks wenst bij de schouw aanwezig kan zijn, verleent daartoe toegang;
-
f.
De gebruiksgerechtigde verleent aan leden van de in artikel 7 bedoelde commissies op hun verzoek toegang tot een landschapselement waarop een onderhoudsovereenkomst betrekking heeft;
-
g.
bij niet-nakoming van verplichtingen uit de onderhoudsovereenkomst voortvloeiende kan door de betrokken geschillencommissie als bedoeld in artikel 7 een boete worden opgelegd overeenkomstig door de Minister nader gestelde regelen.