Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
wet: de IJkwet (Stb. 1989, 10);
kaderrichtlijn: de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen, nr. 71/316/EEG (Pb. E.G. L 202);
bijzondere richtlijn: een richtlijn - niet zijnde de kaderrichtlijn - van de Raad van de Europese Gemeenschappen of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;
meetmiddel: een maat, een gewicht, een meet- of weegwerktuig of een meetinstrument;
afzonderlijk onderdeel of afzonderlijke hulpinrichting: een onderdeel, dat of een hulpinrichting, die bestemd is om in een meetmiddel te worden ingebouwd of aan een meetmiddel te worden toegevoegd;
andere EER-Staat: een Lid-Staat van de Europese Unie alsmede een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, niet zijnde het Koninkrijk der Nederlanden;
algemene ijktechnische voorschriften: de voorschriften, die bij artikel 6, eerste tot en met vierde lid, van de wet en bij of krachtens de artikelen 26, 27, 28, 30, 31 en 38, vierde lid, van het onderhavige besluit zijn gegeven;
specifieke ijktechnische voorschriften: de door de ijkinstelling of door of vanwege een andere Lid-Staat bij de EEG-modelgoedkeuring vastgestelde voorschriften, die zijn opgenomen in het certificaat van EEG-modelgoedkeuring, bedoeld in artikel 7, eerste lid, artikel 14, eerste lid, of in verband daarmede artikel 15, derde lid;
bijzondere ijktechnische voorschriften: de algemene ijktechnische voorschriften, die bij artikel 6, eerste tot en met vierde lid, van de wet en bij de artikelen 26, 27, 28, eerste en derde tot en met vijfde lid, 30, 31 en 38, vierde lid, van het onderhavige besluit zijn gegeven, en de krachtens artikel 28, tweede lid, gestelde eisen ten aanzien van de maximaal toelaatbare fouten, alsmede de specifieke ijktechnische voorschriften.