Vaststelling instructie voor de Reconstructiecommissie Midden-Delfland
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, in overeenstemming met de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, van Landbouw en Visserij, van Verkeer en Waterstaat en van Financiën,
vast te stellen als instructie voor de reconstructiecommissie:
Hoofdstuk
I
Werkwijze van de reconstructiecommissie
Artikel
1
De reconstructiecommissie vergadert als regel eens per 2 maanden en voorts:
zo dikwijls de voorzitter dit wenselijk acht;
wanneer ten minste 8 leden dit schriftelijk onder opgaaf van redenen aan de voorzitter verzoeken.
Artikel
2
Alle vergaderingen, met uitzondering van die, welke naar het oordeel van de voorzitter een spoedeisend karakter dragen, worden met inachtneming van een termijn van ten minste 7 dagen uitgeschreven onder opgave van de te behandelen punten.
De leden, de adviserende leden en de op grond van artikel 3, vierde lid, van de Reconstructiewet Midden-Delfland (hierna te noemen de Wet) aangewezen ingenieur van het kadaster ontvangen een uitnodiging. De leden, de adviserende leden en de ingenieur kunnen zich doen vervangen na overleg met de voorzitter. De leden en de plaatsvervangende leden, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet, hebben stemrecht.
Artikel
3
Tot het nemen van geldige besluiten is de aanwezigheid van ten minste 8 leden of plaatsvervangende leden vereist. Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen. Bij staking der stemmen beslist de voorzitter.
Artikel
4
De reconstructiecommissie benoemt een agendacommissie. Deze zal bestaan uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris, de voorzitters en secretarissen van de subcommissies, de voorzitter van het Bureau van Uitvoering en de ingenieur van het kadaster.
Artikel
4a
De agendacommissie stelt de agenda voor de vergadering van de reconstructiecommissie vast. Zij behandelt de zaken die door de reconstructiecommissie aan de agendacommissie zijn opgedragen.
Artikel
5
Het secretariaat van de reconstructiecommissie legt de zakelijke inhoud vast van hetgeen ter vergadering wordt behandeld en zendt een afschrift van de notulen aan de leden en adviserende leden van de reconstructiecommissie, aan de ingenieur van het kadaster en aan de secretarissen van de nog te noemen subcommissies.
Artikel
6
De voorzitter en de eerste secretaris vertegenwoordigen de reconstructiecommissie in en buiten rechte.
Artikel
7
Het secretariaat van de reconstructiecommissie zendt afschrift van alle correspondentie met derden aan de voorzitter van het Bureau van Uitvoering, aan de ingenieur van het kadaster en, al naar gelang het onderwerp, aan de secretarissen van de subcommissies. Het draagt zorg voor de archiefvorming volgens de Archiefwet.
Artikel
8
De leden van de reconstructiecommissie, die geen ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet zijn, ontvangen een door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te bepalen vergoeding, alsmede een reis- en verblijfskostenvergoeding op basis van het Reisbesluit 1971.
Artikel
8a
De vergaderingen van de Reconstructiecommissie worden in het openbaar gehouden. De deuren worden in ieder geval gesloten wanneer in de vergadering aangelegenheden, die personen betreffen, worden behandeld. De deuren worden voorts gesloten, wanneer een vierde gedeelte der aanwezige leden het vordert of de voorzitter het nodig oordeelt. De Reconstructiecommissie beslist vervolgens, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. Indien de voorzitter het nodig oordeelt kan hij besloten vergaderingen uitschrijven. Ten aanzien van de aldus uitgeschreven vergaderingen beslist de Reconstructiecommissie eveneens of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.
Hoofdstuk
II
Subcommissies
Artikel
9
Overeenkomstig artikel 3 van de wet stelt de reconstructiecommissie, al dan niet uit haar midden, subcommissies in met betrekking tot de drie hoofdsectoren landbouw, natuur en landschap en recreatie en is de reconstructiecommissie bevoegd subcommissies in te stellen met betrekking tot andere aspecten. De voorzitters van de subcommissies worden door de reconstructiecommissie aangewezen en dienen tevens lid te zijn van de reconstructiecommissie. De leden van de subcommissies worden bij voorkeur uit het midden van de reconstructiecommissie aangewezen. De secretarissen van de subcommissies worden op voordracht van de reconstructiecommissie benoemd door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel
10
De reconstructiecommissie betrekt voor zover nodig:
de subcommissie Landbouw bij de werkzaamheden waar agrarische belangen in het geding zijn, in het bijzonder ten aanzien van de agrarische reconstructie;
de subcommissie Recreatie bij de werkzaamheden waar recreatieve belangen in het geding zijn, in het bijzonder ten aanzien van de inrichting en het beheer van recreatiegebieden;
de subcommissie Natuur en Landschap bij de werkzaamheden waar belangen van natuur en landschap in het geding zijn, in het bijzonder ten aanzien van de landschapsverzorging en de veiligstelling van natuurgebieden;
de overige subcommissies bij de werkzaamheden waar belangen in het geding zijn ten aanzien van de aspecten waarvoor de betrokken subcommissies zijn ingesteld.
Artikel
11
Het bepaalde in artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de subcommissies.
Artikel
12
De reconstructiecommissie stelt instructies op voor de subcommissies. Deze instructies behoeven de goedkeuring van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Deze beslist omtrent goedkeuring in overeenstemming met de in artikel 3, tweede lid, van de Wet genoemde Ministers.
Hoofdstuk
III
Het Bureau van Uitvoering
Artikel
13
De voorbereiding en uitvoering van beslissingen van de reconstructiecommissie worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, opgedragen aan de secretaris, die wordt bijgestaan door een Bureau van Uitvoering. De voorzitter en de overige leden van dit Bureau worden aangewezen door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel
14
Ten behoeve van onderzoek, opmetingen, programma-, plan- en besteksvoorbereiding en van directievoering kan het Bureau van Uitvoering derden inschakelen.
Hoofdstuk
IV
Voorbereiding van het reconstructieprogramma en het plan van voorzieningen
Artikel
15
De reconstructiecommissie maakt een werkplan op inzake de voorbereiding van het Reconstructieprogramma en het plan van voorzieningen. In dit werkplan wordt de behoefte aan kredieten opgenomen in verband met de opdracht aan derden van voorbereidende werkzaamheden. Dit werkplan behoeft de goedkeuring van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel
16
Alvorens tot een voorlopige vaststelling van een voorontwerp voor het programma, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet over te gaan, zendt de reconstructiecommissie ter bevordering van een snelle afwerking het concept van dit voorontwerp ter beoordeling aan de directeur-generaal van de Ruimtelijke Ordening, aan de directeur van de Landinrichtingsdienst, aan de directeur Openluchtrecreatie en aan de directeur van het Bureau van de Natuurwetenschappelijke Commissie. Binnen drie maanden na ontvangst zal de directeur-generaal van de Ruimtelijke Ordening mede namens de andere genoemde directeuren, een gecoördineerd antwoord laten uitgaan naar de reconstructiecommissie. De reconstructiecommissie gaat na ontvangst van het antwoord of na drie maanden over tot voorlopige vaststelling van het voorontwerp, waarbij zij zodanig acht slaat op de in het voornoemde antwoord gemaakte opmerkingen, als zij meent te moeten doen.
Artikel
17
De reconstructiecommissie voegt bij het voorontwerp voor het reconstructieprogramma een voorstel betreffende het toekomstig beheer van uit te voeren werken.
De reconstructiecommissie formuleert dit voorstel niet dan nadat zij zich voor wat het recreatiegebied betreft op de hoogte heeft gesteld van de zienswijze dienaangaande van het recreatieschap Midden-Delfland. Zij geeft de zienswijze van het recreatieschap.
Artikel
18
De reconstructiecommissie kan besluiten bepaalde gedeelten van het voorontwerp voor het reconstructieprogramma bij voorrang vast te stellen, indien en voorzover het in artikel 15 bedoelde werkplan daartoe de mogelijkheid geeft. Het gestelde in de artikelen 16 en 17 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel
19
Indien tot wijziging van het reconstructieprogramma wordt overgegaan op grond van de mogelijkheid welke is neergelegd in artikel 37 van de Wet, is het gestelde in de artikelen 16 en 17 van overeenkomstige toepassing.
Artikel
20
1
Het ontwerp-plan van voorzieningen, bedoeld in artikel 40 van de Wet, gaat gepaard met een bijbehorende, naar hoofdsectoren ingedeelde, begroting, alsmede met ontwerp-overeenkomsten inzake de geldelijke bijdrage van openbare lichamen, een raming van het totaal van de veranderingen van de waarde bedoeld in artikel 92 van de Wet en een concept-voorstel inzake beheer en onderhoud van uit te voeren werken.
2
Voor zover in het ontwerp-plan van voorzieningen het minimum respectievelijk maximum programma, waarvoor het Rijk voor 75% deelneemt in de kosten (zoals bedoeld in paragraaf 11 van de Memorie van Antwoord) is opgenomen, welk programma aanleiding geeft tot het sluiten van een overeenkomst inzake een geldelijke bijdrage van het recreatieschap Midden-Delfland dient de dienaangaande met het recreatieschap te sluiten overeenkomst tevens regelen te bevatten aangaande het beheer en onderhoud van daarin met name genoemde werken.
Artikel
21
Ter voorbereiding van een vlotte behandeling ten aanzien van de goedkeuring van het plan van voorzieningen door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en ter voorkoming van conflicten in een laat stadium van de besluitvormingsprocedure met de adviserende commissies, bedoeld in artikel 41 van die Wet zendt de reconstructiecommissie het concept van het ontwerp als bedoeld in artikel 40 aan de directeur van de Landinrichtingsdienst, aan de directeur Openluchtrecreatie en aan de directeur van het Bureau van de Natuurwetenschappelijke Commissie. Namens deze directeuren zendt de directeur van de Landinrichtingsdienst binnen drie maanden na ontvangst een gezamenlijk antwoord aan de reconstructiecommissie. Deze gaat na ontvangst van het antwoord of na drie maanden tot vaststelling van het ontwerp van het plan over, waarbij zij zodanig acht slaat op de in het voornoemde antwoord gemaakte opmerkingen, als zij meent te moeten doen.
Artikel
22
Indien tot wijzigingen van het plan van voorzieningen wordt overgegaan op grond van de mogelijkheid welke is neergelegd in artikel 45 van de Wet, is het gestelde in de artikelen 20 en 21 van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk
V
Uitvoering en financiering van werken
Artikel
23
De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vermelden bij hun beslissing inzake de goedkeuring van het ontwerp voor het plan van voorzieningen bedoeld in artikel 41, tweede lid, en van de vaststelling van het plan van voorzieningen bedoeld in artikel 44, eerste lid, op welke rijksbijdrage gerekend kan worden bij uitvoering van dit plan. Aan deze rijksbijdrage kunnen voorwaarden verbonden worden.
Artikel
24
De reconstructiecommissie maakt een werkplan op voor de uitvoering van het gehele plan van voorzieningen. In dit werkplan wordt de jaarlijkse behoefte aan kredieten opgenomen. Dit werkplan behoeft de goedkeuring van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel
25
Telkenjare in oktober wordt het werkplan aangepast aan veranderde omstandigheden en aan de op de Rijksbegroting voor het komende jaar uitgetrokken gelden. Het herziene werkplan wordt goedgekeurd op de wijze zoals aangegeven in artikel 24.
Artikel
26
De reconstructiecommissie is bevoegd om binnen het kader van de haar bij de Wet opgedragen werkzaamheden en binnen het kader van het goedgekeurde werkplan overeenkomsten aan te gaan. De Staat garandeert de nakoming der uit deze overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen.
Artikel
27
Overeenkomsten inclusief gunningen van aanbestede werken waaruit uitgaven voortvloeien welke een bedrag van f 50 000 te boven gaan, worden door de reconstructiecommissie niet gesloten dan na goedkeuring door of namens de directeur van de Landinrichtingsdienst.
Artikel
28
De reconstructiecommissie is onderworpen aan de bepalingen van de Comptabiliteitswet 1976.
Artikel
29
Op de door de reconstructiecommissie uit te voeren werken is van toepassing het Besluit aanbesteding van werken 1973.
Artikel
30
De in artikel 46, zevende lid, van de Wet bedoelde schade wordt bepaald aan de hand van door de Centrale Landinrichtingscommissie goed te keuren normen.
Artikel
31
Van alle overeenkomsten welke door de reconstructiecommissie worden afgesloten wordt een gewaarmerkt afschrift gezonden aan de directeur van de Landinrichtingsdienst.
Artikel
32
De financiële administratie van de verrichtingen van de reconstructiecommissie wordt gevoerd door de Landinrichtingsdienst, welke Dienst ook de betalingen verricht.
Hoofdstuk
VI
Bepalingen inzake de wettelijke procedure
Paragraaf
1
Registratie pachtovereenkomsten
Artikel
33
1
De reconstructiecommissie zal de ingevolge artikel 21 van de Wet ingekomen pachtovereenkomsten onmiddellijk na ontvangst inschrijven in een register.
2
Zij zendt deze pachtovereenkomsten onverwijld aan de ingenieur van het kadaster ter verdere registratie.
3
Vervolgens draagt de reconstructiecommissie zorg, dat de pachtovereenkomsten, voorzien van een stempel ten bewijze van registratie, aan de inzenders worden teruggezonden.
Paragraaf
2
De schattingen
Artikel
34
Met betrekking tot de schattingen, bedoeld in de artikelen 49 en 92 van de Wet geeft de Centrale Landinrichtingscommissie nadere voorschriften.
Artikel
35
1
Op een door de Centrale Landinrichtingscommissie te bepalen dag houdt de reconstructiecommissie met de schatters, de ingenieur van het kadaster, de voorzitter van het Bureau van Uitvoering en voor zover nodig andere deskundigen, een bijeenkomst, waarop onder leiding van een vertegenwoordiger van de Centrale Landinrichtingscommissie een ontwerp van een stelsel van classificatie van de grond en de bepaling van de waarde van elke klasse per ha zal worden voorbereid.
2
Van het terzake behandelde wordt een proces-verbaal opgemaakt hetwelk door alle aanwezigen wordt ondertekend en aan de Centrale Landinrichtingscommissie wordt overgelegd.
Artikel
36
1
Alvorens een aanvang te maken met de schatting, bedoeld in artikel 92 van de Wet, houdt de reconstructiecommissie een bijeenkomst op de wijze als is omschreven in artikel 35 dezer instructie tot het ontwerpen van aanwijzingen voor de hiervoor bedoelde schatting.
2
Van het terzake behandelde wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door alle aanwezigen wordt ondertekend en aan de Centrale Landinrichtingscommissie wordt overgelegd.
Artikel
37
De schatters ontvangen een door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te bepalen vergoeding alsmede een reis- en verblijfskostenvergoeding op basis van het Reisbesluit 1971.
Paragraaf
3
Het plan van wegen en waterlopen en het landschapsplan
Artikel
38
De reconstructiecommissie zendt de stukken bedoeld in artikel 69 van de Wet aan de Centrale Landinrichtingscommissie via de directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie in de provincie Zuid-Holland.
Paragraaf
4
Het plan van toedeling
Artikel
39
Alvorens over te gaan tot het opmaken van het plan van toedeling bedoeld in artikel 76 van de Wet, stelt de reconstructiecommissie hiertoe richtlijnen op. Deze richtlijnen behoeven de goedkeuring van de Centrale Landinrichtingscommissie.
Artikel
40
1
Nadat de ingenieur van het kadaster de wensen, bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Wet heeft samengevat, worden door de reconstructiecommissie de richtlijnen herzien, indien daartoe behoefte bestaat. Deze herziene richtlijnen behoeven eveneens de goedkeuring van de Centrale Landinrichtingscommissie. Hierna stelt de ingenieur van het kadaster een ontwerp-toedeling op. Na verkregen overeenstemming over dit ontwerp tussen de ingenieur van het kadaster en de vaste leden van het Bureau van Uitvoering wordt dit ter nadere behandeling voorgelegd aan de Reconstructiecommissie.
2
Zodra de reconstructiecommissie met de behandeling van dit ontwerp gereed is, belegt zij zo nodig een vergadering met één of meer vertegenwoordigers van de Centrale Landinrichtingscommissie, waarin vooral de bijzondere aspecten van dit plan, alsmede bijzondere gevallen worden besproken.
3
De reconstructiecommissie legt, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, voorafgaande aan de wettelijke terinzagelegging ingevolge artikel 79 van de Wet, in daartoe door haar te houden zittingen het ontwerp van het plan van toedeling aan de belanghebbenden voor.
Hoofdstuk
VII
Tijdelijk beheer van uitgevoerde werken
Artikel
41
Uitgevoerde werken in het kader van het plan van wegen en waterlopen en landschapsplan, worden door de reconstructiecommissie beheerd en onderhouden tot aan het moment dat het College van Gedeputeerde Staten beide plannen heeft vastgesteld conform artikel 70 van de Wet en deze werken voor zover nodig door de Centrale Landinrichtingscommissie zijn goedgekeurd. Ten einde het beheer en onderhoud door de reconstructiecommissie niet langer te doen plaatsvinden dan strikt noodzakelijk is, zal de reconstructiecommissie bij indiening van deze plannen aan de Centrale Landinrichtingscommissie, conform artikel 69, vierde lid, van de Wet, zich zonodig beperken tot een gedeelte van de plannen. Het beheer en onderhoud van bestaande te handhaven, niet te verbeteren wegen en waterlopen blijven tot aan het besluit van Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 72 van de wet bij de beheerders en onderhoudsplichtigen.
Uitgevoerde werken in het kader van de recreatie zijn in beheer en onderhoud bij de reconstructiecommissie tot aan het tijdstip dat deze worden overgedragen aan het Recreatieschap. Dit tijdstip dient zo dicht mogelijk te liggen bij het tijdstip van gereedkomen van de werken.
Artikel
42
Indien op basis van artikel 46, tweede lid, van de Wet werken worden uitgevoerd door enig openbaar lichaam, dan zal beheer en onderhoud ten laste komen van dit openbaar lichaam direct na het gereedkomen der werken.
Hoofdstuk
VIII
Tijdelijk beheer van gronden
Artikel
43
1
Ter verwezenlijking van de taakstelling, worden door het bureau beheer landbouwgronden, bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248), hierna te noemen het bureau, gronden verworven op basis van een na overleg met de reconstructiecommissie vastgesteld aankoopbeleid. Over de resultaten wordt periodiek door het bureau schriftelijk verslag gedaan aan de reconstructiecommissie, die in de gelegenheid wordt gesteld het gevoerde beleid ter discussie te stellen.
2
Het bureau voert in de gebieden waar op grond van het plan van voorzieningen herverkaveling zal plaatsvinden het materieel beheer gedurende het tijdvak dat begint op de datum van verwerving van de gronden en eindigt met ingang van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin het plan van toedeling ter visie is gelegd als bedoeld in artikel 79, tweede lid, van de wet.
3
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid voert:
a.
het bureau het materieel beheer tot aan de datum waarop de akte van toedeling, bedoeld in artikel 89, eerste lid van de wet, in de openbare registers wordt overgeschreven ten aanzien van grond en de daarop aanwezige opstallen:
welke worden aangewend voor niet agrarisch gebruik, voor zover niet opgenomen in het plan van voorzieningen;
welke gelegen zijn binnen als zodanig aangewezen reservaatsgebieden;
welke worden aangewend voor uitgifte in erfpacht;
b.
de reconstructiecommissie gedurende het tijdvak, dat begint met het kalenderjaar volgende op het jaar waarin Gedeputeerde Staten het plan van voorzieningen of een gedeelte hiervan hebben vastgesteld als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet en eindigt op de datum bedoeld in het vierde lid van artikel 43 van deze instructie, het materieel beheer ten aanzien van land dat per kalenderjaar aangewend wordt voor:
uitvoering van werken;
tijdelijke compensatie van grondgebruikers op wier grond werken worden uitgevoerd;
blijvende compensatie van grondgebruikers op wier grond werken zijn uitgevoerd als gevolg waarvan het gebruik niet meer mogelijk is;
oplossing van incidentele problemen bij de uitvoering welke geen verband behoeven te hebben met de uitvoering van de werken.
4
Onverminderd het bepaalde in het derde lid voert de reconstructiecommissie het materieel beheer van de grond, die ter realisering van de taakstelling is verworven, gedurende het tijdvak dat begint met het kalenderjaar volgende op het jaar waarin het plan van toedeling ter visie is gelegd en eindigt op de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers wordt overgeschreven.
5
a.
Het bureau voert in die delen van het reconstructiegebied, waar op grond van het plan van voorzieningen geen herverkaveling zal plaatsvinden, het materieel beheer zolang het bureau de grond in eigendom of pacht heeft.
b.
Het bepaalde in het derde lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het daar bedoelde beheer eindigt op de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers wordt overgeschreven.
6
Het beheer dient zodanig te worden gevoerd dat:
a.
het land niet met persoonlijke of zakelijke rechten wordt belast die een zo spoedig mogelijke vervreemding ten behoeve van de gewenste bestemming kunnen bemoeilijken of vertragen;
b.
wordt zorggedragen voor een regelmatige wisseling van degenen aan wie het land in gebruik wordt gegeven.
7
Voor ingebruikneming van land in materieel beheer bij het bureau kunnen gegadigden zich door middel van een inschrijving bij het bureau melden.
8
Bij het in gebruik geven van het land wordt een vergoeding gevraagd ter grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs.
9
Met betrekking tot het land dat de reconstructiecommissie in materieel beheer heeft:
a.
betaalt zij aan het bureau een vergoeding ter grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs;
b.
brengt zij voor het gebruik door derden maximaal een bedrag in rekening ter grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs;
c.
legt zij jaarlijks verantwoording af aan het bureau.
10
De uit het materieel beheer voortvloeiende afwikkeling van de financiële gevolgen en de daarbij behorende administratie wordt door het bureau verricht, vanaf de datum van verwerving van het land tot aan de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers wordt overgeschreven dan wel in geval de grond van het bureau bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, vervreemd wordt.
11
In afwijking van het bepaalde in het tiende lid voert de reconstructiecommissie de administratie over het haar in materieel beheer gegeven land, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, het vierde lid en het vijfde lid, onderdeel b.
Artikel
44
De in het reconstructiegebied door het bureau in der minne en door onteigening verworven gronden worden op de volgende wijze vervreemd:
overdracht in eigendom aan andere openbare lichamen dan de Staat;
e.
overdracht in eigendom aan particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties;
f.
overdracht in eigendom aan ondernemers in de landbouw, voor zover het landbouwgrond betreft, op voordracht van de commissie;
g.
overdracht in eigendom aan derden dan wel de vestiging van een zakelijk recht ten behoeve van derden, niet ressorterend onder a–f, ter oplossing van incidentele problemen bij de uitvoering.
Hoofdstuk
IX
Aanwending van de gronden
Artikel
45
Ten aanzien van de aanwending van verworven gronden in het agrarische gebied zal de reconstructiecommissie een voorstel doen in het kader van de opstelling van het ontwerp voor het plan van voorzieningen bedoeld in artikel 40 van de Wet.
Voor zover er gronden in eigendom zullen overgaan dient er met het bureau beheer landbouwgronden overeenstemming te bestaan over de verkoopprijs.
Artikel
46
Voordat toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in Hoofdstuk II van de Wet, zal de reconstructiecommissie bevorderen, dat langs vrijwillige weg grondruil tot stand komt tussen diegenen die hun grond gedeeltelijk in het te onteigenen gebied hebben liggen en die hun bedrijf wensen voort te zetten en diegenen die gronden hebben liggen buiten het te onteigenen gebied en die hun bedrijf willen beëindigen.
Hoofdstuk
X
Slotbepaling
Artikel
47
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kan in overeenstemming met de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van Verkeer en Waterstaat en van Financiën, gedurende de reconstructieperiode deze instructie wijzigen of aanvullen. Behoudens in de gevallen, waarin zulks op grond van verandere wetsbepalingen geschiedt, gaat de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hiertoe niet over dan nadat hij de reconstructiecommissie in de gelgenheid heeft gesteld van de voorgestelde wijzigingen of aanvullingen kennis te nemen en haar zienswijze daaromtrent mede te delen.
's-Gravenhage
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, P. A. C.Beelaerts van Blokland