Besluit van 14 november 1978, houdende regelen betreffende honing

Honingbesluit (Warenwet)

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 12 januari 1978, DG Vgz/VA, no. 170619, van Onze Minister van Landbouw en Visserij en van de Staatssecretaris van Economische Zaken, T. M. Hazekamp;
Overwegende dat regelen moeten worden gesteld in verband met de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1974 (74/409 E.E.G.) (Pb. E.G. L 221) betreffende de harmonisatie van de wettelijke voorschriften van de Lid-Staten inzake honing;
Gelet op de artikelen 14, 14a en 16 der Warenwet (Stb. 1935, 793);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 30 juni 1977, no. 12626/345;
De Raad van State gehoord (advies van 22 februari 1978, no. 14);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 24 oktober 1978, DG Vgz/VA, nr. 194599, van Onze Minister van Landbouw en Visserij en van voornoemde Staatssecretaris van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

De in de artikelen 1 en 2 genoemde aanduidingen mogen slechts worden gebezigd indien de waar uitsluitend uit honing bestaat en de waar de volgende samenstelling heeft:

  • a.

    het schijnbaar gehalte aan reducerende suiker, uitgedrukt in invertsuiker, moet bij nectarhoning ten minste 65% en bij honingdauwhoning, al dan niet gemengd met nectarhoning, ten minste 60% bedragen;

  • b.

    het gehalte aan droge stof moet ten minste 79% bedragen, met uitzondering van heidehoning, van klaverhoning en van bakkershoning of industriehoning waarbij dit gehalte ten minste 77% moet bedragen;

  • c.

    het schijnbaar gehalte aan saccharose mag bij honingdauwhoning, al dan niet gemengd met nectarhoning, bij lavendelhoning, bij honing van Robinia pseudoacacia L. en bij honing van Banksia menziesii ten hoogste 10% en bij de overige honingsoorten ten hoogste 5% bedragen;

  • d.

    het gehalte aan niet in water oplosbare stoffen mag bij pershoning ten hoogste 0,5% en bij de overige honingsoorten ten hoogste 0,1% bedragen;

  • e.

    het gehalte aan minerale stoffen (as) mag bij honingdauwhoning, al dan niet gemengd met nectarhoning, ten hoogste 1% en bij de overige honingsoorten ten hoogste 0,6% bedragen;

  • f.

    het gehalte aan vrije zuren mag ten hoogste 40 milli-equivalenten per kilogram bedragen;

  • g.

    het gehalte aan hydroxymethylfurfural mag ten hoogste 40 milligram per kilogram bedragen;

  • h.

    honing met een gering natuurlijk enzymgehalte en een gehalte aan hydroxymethylfurfural van ten hoogste 15 milligram per kilogram moet een diastase-index hebben van ten minste 3; bij de overige honingsoorten moet de diastase-index ten minste 8 bedragen.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Aanduidingen in woord of beeld, die, doordat zij onjuist of onvolledig zijn of een onjuiste indruk wekken, misleidend zijn met betrekking tot de aard, de eigenschappen, de samenstelling of de hoeveelheid van de waren bedoeld in dit besluit, mogen op of bij die waren dan wel de verpakking daarvan niet worden gebezigd.

Artikel

8

Het Honigbesluit (Warenwet) (Stb. 1965, 431) wordt ingetrokken.

Artikel

9

Dit besluit kan worden aangehaald als "Honingbesluit (Warenwet)".

Artikel

10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de vierde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
Juliana
De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, L. Ginjaar
De Minister van Landbouw en Visserij, Van der Stee
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Th. M. Hazekamp
De Minister van Justitie a.i., H. Wiegel