-
a.
desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte aan de huurder of aan de verhuurder of aan beiden een met redenen omkleed schriftelijk advies uit te brengen over de vraag of met een beding als bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, enig niet redelijk voordeel is overeengekomen en daarbij zonodig te vermelden hetgeen zij met betrekking tot het onderwerp van het beding redelijk acht;
-
b.
desverzocht ingevolge het bepaalde in de artikelen 10, tweede lid respectievelijk 13, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte aan de huurder of aan de verhuurder een met redenen omkleed schriftelijk advies uit te brengen respectievelijk een schriftelijke uitspraak te doen over de vraag, welke de betalingsverplichting van de huurder is met betrekking tot de in artikel 10, eerste lid van genoemde wet bedoelde huurprijs of de in artikel 12, eerste lid van die wet bedoelde kosten;
-
c.
desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 10a, derde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte uitspraak te doen over het bedrag van de verhoging van de huurprijs na de totstandkoming van ingrepen of voorzieningen, getroffen ter uitvoering van een aanschrijving als bedoeld in artikel 15, 15a of 16 van de Woningwet (Stb. 1991, 439);
-
d.
desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 11a, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte uitspraak te doen over de vraag of partijen bij een overeenkomst als in dat artikellid bedoeld, slechts de hoogte van de prijs en niet die van de huurprijs zijn overeengekomen en daarbij zonodig uit te spreken dat partijen slechts de hoogte van de prijs en niet die van de huurpijs zijn overeengekomen en in dat geval ingevolge het bepaalde in artikel 11a, tweede lid, van genoemde wet tevens de huurprijs en het voorschotbedrag terzake van de vergoedingen voor de kosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van genoemde wet, uit te spreken;
-
e.
desverzocht of uit eigen beweging Onze Minister te adviseren terzake van door deze ingevolge het bepaalde in artikel 16 van de Huurprijzenwet woonruimte te nemen besluiten ten aanzien van wijziging in bijzondere gevallen van een overeengekomen huurprijs van woonruimte;
-
f.
desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 17, tweede lid, van de Huurprijzenwet woonruimte uitspraak te doen over de redelijkheid van een overeengekomen huurprijs en daarbij zo nodig uit te spreken dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk is en in dat geval tevens welke huurprijs zij redelijk acht, alsmede desverzocht ingevolge artikel 17, vijfde lid, van genoemde wet uitspraak te doen omtrent het opgeheven zijn van tekortkomingen in de onderhoudstoestand van de woonruimte;
-
g.
desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 18, tweede lid, van de Huurprijzenwet woonruimte, uitspraak te doen omtrent de huurprijs die zij redelijk acht in verband met gebreken aan of tekortkomingen ten aanzien van de woonruimte, alsmede desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 18, achtste lid, van genoemde wet uitspraak te doen omtrent het opgeheven zijn van voornoemde gebreken of tekortkomingen;
-
h.
desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 20, derde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte, een huurder kennis te geven van een voorstel van de verhuurder tot verhoging van de huurprijs onder vermelding van de wijze waarop en het tijdvak waarbinnen de huurder, indien hij bezwaren heeft tegen het voorstel, daarvan kan doen blijken, alsmede de gevolgen welke zijn verbonden aan het niet doen blijken van bezwaren;
-
i.
desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte uitspraak te doen over de redelijkheid van een voorstel van huurder of verhuurder tot wijziging van de huurprijs, al dan niet na een uitspraak te hebben gedaan ingevolge het bepaalde in artikel 25a, vierde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte, op het in artikel 25a, derde lid, bedoelde verzet van huurder of verhuurder tegen een uitspraak van de voorzitter van de huurcommissie, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van genoemde wet;
-
j.
desverzocht uitspraak te doen ingevolge verzet bij de toepassing van artikel 25c van de Huurprijzenwet woonruimte en inlichtingen te verstrekken aan de kantonrechter met betrekking tot een door haar gedane uitspraak;
-
k.
desverzocht aan de verhuurder die zich ingevolge artikel 1623c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek tot de kantonrechter wil wenden met het verzoek het tijdstip vast te stellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen, een verklaring te verstrekken, inhoudende hetzij de vaststelling dat de huurder de woonruimte niet heeft onderverhuurd, hetzij de namen en woonplaatsen van de onderhuurders, zomede alle verdere gegevens betreffende de onderhuurders, welke naar het oordeel van de commissie ter kennis van de rechter behoren te worden gebracht;
-
l.
desverzocht met betrekking tot een overeenkomst van huur en verhuur, waarop de Huurprijzenwet woonruimte ingevolge artikel 2 van die wet niet van toepassing is, dan wel waarop uitsluitend artikel 2, derde lid, van die wet van toepassing is, een advies te geven over aangelegenheden waarover de huurcommissie bevoegd zou zijn te adviseren of waaromtrent zij bevoegd zou zijn een uitspraak te doen in het geval de Huurprijzenwet woonruimte op de overeenkomst van toepassing zou zijn, voorzover in de overeenkomst is bepaald dat deze bij geschil aan de huurcommissie worden voorgelegd.