Wet van 18 januari 1979, houdende regelen met betrekking tot de instelling, de taak, de samenstelling en de werkwijze van huurcommissies

Wet op de huurcommissies

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot de instelling, de taak, de samenstelling en de werkwijze van huurcommissies;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    woonruimte: een gebouwde onroerende zaak die een zelfstandige woning vormt, of een tot bewoning bestemd gedeelte van een gebouwde onroerende zaak, dan wel een woonwagen of een standplaats, een en ander met zijn onroerende aanhorigheden;

  • b.

    woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, met uitzondering van wagens die een eigen aandrijving hebben en wagens waarvoor voor het voortbewegen ervan over een weg geen ontheffing ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 van bij of krachtens die wet gegeven voorschriften met betrekking tot verkeersregels en verkeerstekens is vereist;

  • c.

    standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • d.

    Onze Minister: Onze Minister belast met de zorg voor de volkshuisvesting;

  • e.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten der provincie, waarin de standplaats van een huurcommissie is gelegen.

Hoofdstuk

II

Huurcommissies en hun taak

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Hoofdstuk

III

De samenstelling en inrichting van de commissies

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Een huurcommissie houdt zitting in haar standplaats. Indien daartoe aanleiding is, kan de voorzitter bepalen dat de commissie ook zitting houdt in een andere gemeente. In dat geval stellen burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente de huurcommissie aldaar een passend lokaal ter beschikking.

Artikel

12

Hoofdstuk

IV

De werkwijze van de commissies

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

17

Artikel

17a

De voorzitter van de huurcommissie is bevoegd verzoeken welke gelijkluidend dan wel nagenoeg gelijkluidend zijn gevoegd door de huurcommissie te laten behandelen.

Artikel

17b

Indien omtrent dezelfde woonruimte een verzoekschrift ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte en een verzoekschrift ingevolge artikel 20, eerste of tweede lid, van die wet bij de huurcommissie zijn ingediend, beslist de huurcommissie op het eerstgenoemde verzoek alvorens op het andere verzoek te beslissen, tenzij de indiening van het eerstgenoemde verzoekschrift heeft plaatsgevonden na het tijdstip waarop volgens het andere verzoekschrift de wijziging van de huurprijs dient in te gaan.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Alvorens een advies uit te brengen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en e, stelt de huurcommissie de betrokken huurder en verhuurder in de gelegenheid ter zitting te worden gehoord.

Artikel

21

De secretaris is bij de zittingen der huurcommissie aanwezig. Hij houdt aantekening van al hetgeen daar wordt behandeld met vermelding van de zakelijke inhoud van de verklaringen der door de commissie gehoorde personen.

Artikel

22

Artikel

23

Aan de secretaris worden ter bestrijding van de door de huurcommissie te maken kosten, bureaukosten daaronder begrepen, gelden verstrekt.

Hoofdstuk

V

Het toezicht op de commissies

Artikel

24

Artikel

25

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

De voorzitter en de leden van een huurcommissie hebben toegang tot alle woon- en bedrijfsruimten, alsmede tot ruimte die als zodanig kan worden gebruikt, voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij kunnen zich bij het betreden door bepaalde, door hen aan te wijzen personen doen vergezellen. Zo nodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

Artikel

29

Artikel

30

Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de wijze waarop de huurcommissie haar taken ingevolge deze wet uitvoert.

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
Juliana
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, G. Ph. Brokx
De Minister van Justitie, J. de Ruiter