Wet van 17 maart 1979, houdende regelen inzake aansprakelijkheid voor schade door kernongevallen

Wet aansprakelijkheid kernongevallen

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regelen te stellen met betrekking tot de aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door kernongevallen, in verband met het op 29 juli 1960 te Parijs tot stand gekomen Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie en het op 31 januari 1963 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tot aanvulling van eerstgenoemd Verdrag;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Uitvoering van het Verdrag van Parijs

Artikel

2

Bij de toepassing van het Verdrag van Parijs worden de bepalingen van deze wet in acht genomen.

Artikel

2a

Indien de exploitant van een in Nederland gelegen kerninstallatie aantoont dat de door een kernongeval veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk het gevolg is van hetzij grove nalatigheid van de persoon die de schade lijdt, hetzij een handelen of nalaten van die persoon met het opzet schade te veroorzaken, kan de bevoegde rechter de exploitant geheel of gedeeltelijk ontslaan van de verplichting schadevergoeding te betalen ter zake van de door die persoon geleden schade.

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Iedere persoon die met betrekking tot door een kernongeval veroorzaakte schade waarvoor de exploitant van een in Nederland gelegen kerninstallatie aansprakelijk is, schadevergoeding heeft betaald krachtens de bepalingen van een andere internationale overeenkomst dan de Verdragen van Parijs en Brussel of de wetgeving van andere Staten, verkrijgt de rechten ingevolge deze wet van de persoon die schade heeft geleden en aan wie hij de schadevergoeding heeft betaald, tot het bedrag dat hij heeft betaald. Artikel 6, onder (g), van het Verdrag van Parijs is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

6

Op verzoek van een vervoerder en met toestemming van de exploitant van een in Nederland gelegen kerninstallatie kan Onze Minister van Financiën, indien voldaan is aan de vereisten van artikel 10, onder (a), van het Verdrag van Parijs, bepalen, dat onder door hem te stellen voorwaarden die vervoerder in de plaats van die exploitant aansprakelijk zal zijn overeenkomstig het Verdrag van Parijs en deze wet.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Indien een exploitant van een in Nederland gelegen kerninstallatie naar het oordeel van Onze Minister van Financiën geen of geen voldoende financiële zekerheid als bedoeld in artikel 10, onder (a), van het Verdrag van Parijs, kan verkrijgen, of indien deze financiële zekerheid naar het oordeel van Onze Minister van Financiën slechts tegen een onredelijke premie of vergoeding is te verkrijgen, is Onze voornoemde Minister gemachtigd op voorwaarden en tegen premies of vergoedingen als door hem te bepalen, voor de Staat als verzekeraar verzekeringsovereenkomsten ter zake aan te gaan of namens de Staat andere garanties ter zake te verstrekken.

Artikel

10

Artikel

11

Handelingen van de verzekeraars of andere personen, die financiële zekerheid als bedoeld in artikel 10, onder (a), van het Verdrag van Parijs, hebben gesteld in strijd met het bepaalde in artikel 10, onder (d), van dit Verdrag, zijn van rechtswege nietig. De nietigheid wordt door de rechter ambtshalve uitgesproken.

Hoofdstuk

III

Uitvoering van het Verdrag van Brussel

Artikel

12

Bij de toepassing van het Verdrag van Brussel worden de bepalingen van deze wet in acht genomen.

Artikel

13

Voor zover het ingevolge artikel 5 van deze wet geldende bedrag van de aansprakelijkheid ontoereikend is voor vergoeding van schade als bedoeld in artikel 2 van het Verdrag van Brussel, waarvoor de exploitant van een in Nederland gelegen kerninstallatie ingevolge het Verdrag van Parijs aansprakelijk is, worden de openbare middelen, bedoeld in artikel 3, onder (b) ii) en iii) en g), van het Verdrag van Brussel voor vergoeding van die schade beschikbaar gesteld anders dan ter dekking van de aansprakelijkheid van die exploitant.

Artikel

14

De staten die ingevolge artikel 5 van het Verdrag van Brussel recht van verhaal hebben voor de beschikbaar gestelde openbare middelen, hebben bij de uitoefening van dit recht voorrang boven de verzekeraars of andere personen die financiële zekerheid als bedoeld in artikel 10, onder (a), van het Verdrag van Parijs hebben gesteld.

Hoofdstuk

IV

Aanvullende bepalingen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Het Verdrag van Parijs en de hoofdstukken I, II en V van deze wet zijn mede van toepassing ten aanzien van in Nederland gelegen kerninstallaties, welke niet zijn vermeld op de lijst, die overeenkomstig artikel 13 van het Verdrag van Brussel wordt opgesteld en bijgehouden, met dien verstande dat als bedrag van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 5 van deze wet, geldt het in artikel 3 onder a) van het Verdrag van Brussel genoemd bedrag.

Artikel

17

Artikel

17a

De exploitant van een in Nederland gelegen kerninstallatie die nucleaire stoffen laat vervoeren naar of van een exploitant op het grondgebied van een Staat, partij bij het Gezamenlijk Protocol, doch geen partij bij het Verdrag van Parijs, is aansprakelijk voor schade tijdens dat vervoer, indien op dat vervoer het Verdrag van Brussel van toepassing zou zijn geweest in het geval de betrokken Staat geen partij was bij het Gezamenlijk Protocol.

Artikel

18

Artikel

19

Onze Minister van Financiën kan voor het ingevolge de artikelen 13 of 18 door de Staat beschikbaar stellen van openbare middelen een door hem te bepalen bedrag aan de exploitant in rekening brengen.

Artikel

20

Indien en voor zover ter vergoeding van de schade recht bestaat op uitkering krachtens Nederlandse sociale wetten, komt het recht op vergoeding van die schade ingevolge de Verdragen van Parijs en Brussel, het Gezamenlijk Protocol en deze wet toe aan degenen, te wier laste die uitkeringen komen, met dien verstande, dat bij periodieke uitkeringen als schade zal worden aangemerkt de gekapitaliseerde waarde van de verschuldigde uitkeringen. Overigens blijven de bepalingen van bedoelde wetten van kracht.

Artikel

21

Onze Minister van Financiën is gemachtigd ten behoeve van de exploitant van een in Nederland gelegen kerninstallatie terzake van vergoeding van schade, veroorzaakt door een kernongeval, anders dan ingevolge het Verdrag van Parijs en deze wet, op voorwaarden en tegen premies of vergoedingen als door hem te bepalen, voor de Staat als verzekeraar verzekeringsovereenkomsten aan te gaan of namens de Staat andere garanties te verstrekken tot ten hoogste een bedrag van € 3,2 miljard per kernongeval.

Hoofdstuk

V

Procesrecht

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Nadat een staat van verdeling door de rechter-commissaris of, indien tijdig verzet is gedaan, door de rechtbank is vastgesteld betaalt de commissie aan de schuldeisers de hun toekomende bedragen.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Slotbepalingen

Artikel

33

Ten aanzien van schade, veroorzaakt door een kernongeval dat heeft plaatsgevonden voor het in werking treden van de Wet van 30 oktober 2008 tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie en ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van Verdrag van 31 januari 1963 tot aanvulling van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie (Stb. 509), blijven de bepalingen van deze wet van toepassing zoals deze luidden voor die datum.

Artikel

34

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Lech
Juliana
De Staatssecretaris van Financiën, Nooteboom
De Minister van Justitie, J. de Ruiter
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.A. van der Klaauw
De Minister van Economische Zaken, G.M.V. van Aardenne
De Minister van Verkeer en Waterstaat, D.S. Tuijnman
De Minister van Justitie, J. de Ruiter