Artikel
1
Begripsbepalingen
Voor de toepassing van het in dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
-
b.
Scheepsmetingsdienst: de Scheepsmetingsdienst, ingesteld bij Koninklijk besluit van 11 december 1933 (Stb. 682);
-
c.
Overeenkomst: de op 15 februari 1966 te Genève ondertekende en op 14 september 1967 goedgekeurde Overeenkomst nopens de meting van binnenvaartuigen, met Bijlage en Protocol van Ondertekening (Trb. 1967, 43);
-
d.
binnenvaartuigen: alle vaartuigen, welke tot de vaart op de binnenwateren worden gebruikt of bestemd zijn, zomede die, welke belanghebbenden als zodanig doen of hebben doen meten;
-
e.
belanghebbende: de eigenaar van het binnenvaartuig of degene die namens de eigenaar optreedt;
-
f.
verplaatsing: de in kubieke meters uitgedrukte waterverplaatsing van een binnenvaartuig tussen het vlak van inzinking van het ledige binnenvaartuig in zoet water en het vlak van de grootste toegelaten diepgang;
-
g.
maximum toelaatbare waterverplaatsing: de in kubieke meters uitgedrukte waterverplaatsing van een binnenvaartuig tot het vlak van de grootste toegelaten diepgang;
-
h.
vlak van inzinking van het ledige vaartuig: het vlak overeenkomende met het bepaalde in artikel 4 van dit besluit;
-
i.
vlak van de grootste toegelaten diepgang: het vlak dat kan worden aangebracht door de onderzijden van de door de Scheepsmetingsdienst aangebrachte ijkmerken, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5 van dit besluit;
-
j.
meetbrief: de meetbrief, afgegeven door de Scheepsmetingsdienst overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, dan wel afgegeven door de administratie van een andere Staat, aangesloten bij de Overeenkomst;
-
k.
ligger: het register waarin de Scheepsmetingsdienst, onder een eigen volgnummer, elke meetbrief inschrijft die hij uitreikt, zomede de datum van de uitreiking, de naam of de kenspreuk van het vaartuig en de andere gegevens waardoor een binnenvaartuig kan worden geïdentificeerd.