Wet van 5 juli 1979, inzake de schadeloosstelling en de toekenning van uitkering en pensioen aan de leden en de gewezen leden van het Europees Parlement, alsmede van pensioen aan hun weduwen en wezen

Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling te treffen voor de schadeloosstelling van de in Nederland gekozen leden van het Europese Parlement en voor toekenning van een uitkering en een pensioen aan de gewezen leden van het Europese Parlement, alsmede van een pensioen aan hun weduwen en wezen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Deze wet verstaat onder:

  • a.

    het Europese Parlement: de Vergadering bestaande uit de vertegenwoordigers van de volkeren van de in de Europese Gemeenschappen verenigde staten;

  • b.

    lid van het Europese Parlement: de in Nederland gekozen vertegenwoordiger in de onder a bedoelde vergadering;

  • c.

    schadeloosstelling: de schadeloosstelling voor de leden van het Europese Parlement, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel

1a

Artikel

2a

Artikel

2b

Vervallen

Artikel

2c

Vervallen

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Vervallen

Artikel

8

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

De kosten van de uit deze wet voortvloeiende schadeloosstellingen, uitkeringen, pensioenen en toeslagen, komen ten laste van Hoofdstuk VII van de Rijksbegroting.

Artikel

12

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

13

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

14

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

15

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

16

Wanneer na de dag na de inwerkingtreding van deze wet met terugwerkende kracht tot vóór die dag toepassing wordt gegeven aan artikel 7 van de Wet van 30 oktober 1968 (Stb. 584) vindt artikel 10 mede toepassing.

Artikel

17

Indien een lid van het Europese Parlement dat op de dag van zijn benoemdverklaring lid van de Tweede Kamer, lid van gedeputeerde staten, dan wel wethouder is, en krachtens artikel 7 aanspraak heeft op uitkering ter zake van het aftreden als lid van het Europese Parlement vóór of aan het einde van de in 1979 aangevangen periode van vijf jaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Akte van 20 september 1976, Trb. 1976, 175, wordt de vóór het ontslag als lid van de Tweede Kamer, lid van gedeputeerde staten, dan wel wethouder zonder wezenlijke onderbreking als zodanig vervulde tijd voor de toepassing van artikel 52, eerste lid, tweede volzin, van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers geacht als lid van het Europese Parlement te zijn vervuld.

Artikel

18

Deze wet kan worden aangehaald als Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement.

Artikel

19

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
Juliana
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. Wiegel
De Minister van Justitie a.i., H. Wiegel