Besluit van 12 juli 1979, houdende regelen krachtens artikel 13, derde lid, Landbouwkwaliteitswet

Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Justitie van 8 februari 1979 (Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, no. J 435, en van Justitie van 8 maart 1979, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, no. 127/679);
De Raad van State gehoord (advies van 21 maart 1979, no. 14);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 5 juli 1979 (Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, no. J 2299);

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene Bepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

"bestuur"; het orgaan van de controle-instelling, overeenkomstig de statuten of reglementen belast met de leiding, dan wel de dagelijkse leiding van de controle-instelling;

"tuchtgerecht": orgaan van de controle-instelling, overeenkomstig de statuten of reglementen belast met de uitoefening van de tuchtrechtspraak over de betrokkenen;

"centraal tuchtgerecht": het orgaan van de controle-instelling, overeenkomstig de statuten of reglementen belast met de behandeling van het beroep tegen een tuchtbeschikking, gegeven door een tuchtgerecht;

"tuchtreglement": het door de controle-instelling vastgestelde reglement, regelende het aantal, de samenstelling en bevoegdheden van de met de uitoefening van tuchtrechtspraak belaste organen, alsmede de rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding;

"voorzitter": de voorzitter van een tuchtgerecht, onderscheidenlijk centraal tuchtgerecht, dan wel degene die als zodanig optreedt;

"betrokkene": degene als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet.

Artikel

2

De controle-instelling is gehouden bij de vaststelling van haar tuchtreglement het bij dit besluit bepaalde in acht te nemen. Een zodanig reglement behoeft alvorens het in werking treedt de goedkeuring van Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel

3

§

2

Samenstelling en bevoegdheid van het tuchtgerecht en het centraal tuchtgerecht

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

De controle-instelling bepaalt de plaats, waar het tuchtgerecht, onderscheidenlijk het centraal tuchtgerecht zitting houdt. Het tuchtgerecht kan, indien het tuchtreglement daarin voorziet, in bijzondere gevallen, in dat reglement aangegeven, ook buiten die plaats zitting houden.

Artikel

8

Artikel

9

De controle-instelling regelt de gevallen, waarin de voorzitter, de vice-voorzitters en de andere leden ontslag kan worden verleend, onderscheidenlijk die, waarin zij op non-actief kunnen worden gesteld.

Artikel

10

Een belanghebbende kan tegen een besluit tot ontslag, onderscheidenlijk tot het stellen op non-activiteit beroep instellen bij Onze Minister.

§

3

Rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding

Artikel

11

Artikel

12

Afschrift van de in artikel 11 bedoelde verklaring en van de daarbij behorende stukken wordt, ook al wordt de zaak ingevolge artikel 11, derde lid, niet aanhangig gemaakt, gezonden aan de officier van justitie in het arrondissement waarin de rechtbank is gelegen waar de overtreding werd gepleegd, tenzij de officier van justitie heeft laten weten dat daarvan kan worden afgezien.

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Artikel

14a

Artikel

15

Artikel

15a

Op verzoek van de betrokkene kan de voorzitter of elk van de leden die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van het tuchtgerecht schade zou kunnen lijden. De artikelen 513 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

15c

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

17a

Artikel

18

Artikel

18a

Artikel

18b

Artikel

20

Ingeval van toepassing van artikel 3, tweede lid, kunnen degene, die de zaak aanhangig heeft gemaakt, en de betrokkene overeenkomen de zaak rechtstreeks aanhangig te maken bij het centraal tuchtgerecht. Alsdan is het bepaalde in deze paragraaf op de behandeling voor het centraal tuchtgerecht van overeenkomstige toepassing.

§

4

Bijzondere bepalingen ten aanzien van de rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding in tweede aanleg

Artikel

21

§

5

Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel

23

De controle-instelling regelt hetgeen overigens bevorderlijk is voor de goede gang van het tuchtrechtelijk geding.

Artikel

24

De zaken, welke bij een tuchtgerecht aanhangig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het tuchtreglement, dat overeenkomstig het bepaalde in dit besluit is vastgesteld, worden afgedaan met inachtneming van de regelen inzake de rechtsgang van het tuchtrechtelijke geding, welke golden vóór dat tijdstip.

Artikel

25

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
Juliana
De Minister van Landbouw en Visserij, Van der Stee
De Minister van Justitie, J. de Ruiter
De Minister van Justitie, J. de Ruiter