Besluit van 19 oktober 1979, houdende regels tot uitvoering van artikel 26b, derde lid, van de Vleeskeuringswet

Besluit vergoedingskosten vleeskeuringsdiensten

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en Onze Minister van Landbouw en Visserij van 3 augustus 1979, DG Vgz/VA, nr. 146830, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 29 augustus 1979, nr. 22);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en Onze Minister van Landbouw en Visserij van 28 september 1979, DG Vgz/VA, nr. 147187, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepaling

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;

Onze Ministers: Onze Ministers van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en van Landbouw en Visserij tezamen;

wet: de Vleeskeuringswet (Stbl. 1958, 72);

keuringsdienst: keuringsdienst als bedoeld in artikel 20 der wet;

centrale gemeente: gemeente die op grond van een tussen gemeenten getroffen gemeenschappelijke regeling de keuringsdienst beheert;

lichaam: rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat op grond van een tussen gemeenten getroffen gemeenschappelijke regeling een keuringsdienst beheert.

Hoofdstuk

II

Vergoeding van de kosten van de keuringsdienst en van de kosten van invordering

Artikel

2

Hoofdstuk

III

Berekening van de kosten als bedoeld in hoofdstuk II

Artikel

3

Artikel

4

De in artikel 3 bedoelde kostenberekening kan slechts tot toepassing van artikel 2 leiden indien:

  • a.

    uit de terzake overgelegde stukken blijkt dat voor de keuringsdienst een afzonderlijk financieel en administratief beheer wordt gevoerd;

  • b.

    de berekening van de kosten instemming van Onze Ministers heeft verkregen voor zover de kosten voortvloeien uit:

    • 1°.

      De aanstelling, c.q. het ontslag anders dan op eigen verzoek, van personeel van de keuringsdienst, de inpassing van de bezoldiging van het personeel in de bestaande salarisschalen of de toekenning van eventuele vergoedingen aan het personeel;

    • 2°.

      het wijzigen van de salaris- c.q. vergoedingsregelingen;

    • 3°.

      het verwerven, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren, pachten, verpachten of onder welke andere titel dan ook in gebruik nemen of in gebruik afstaan van registergoederen, de huisvesting van de keuringsdienst betreffende;

    • 4°.

      het beëindigen van zakelijke rechten;

    • 5°.

      het verbouwen of uitbreiden van de tot de keuringsdienst behorende gebouwen;

    • 6°.

      de aankoop van goederen, de inrichting van de tot de keuringsdienst behorende gebouwen betreffende;

    • 7°.

      de overeenkomsten met slachtbedrijven betreffende de uitvoering van de keuring.

  • c.

    het bestuur van de gemeente, de centrale gemeente of het lichaam desgevraagd Onze Ministers, zomede de door Onze Ministers aangewezen ambtenaren, de verlangde inlichtingen de keuringsdienst betreffende heeft verschaft en aan hen de gelegenheid heeft gegeven door boekenonderzoek of anderszins ter plaatse de noodzakelijk geachte inlichtingen in te winnen.

Hoofdstuk

IV

Voorschotverstrekking en toekenning van de vergoeding

Artikel

5

Artikel

6

De vergoeding wordt toegekend door Onze Ministers.

Hoofdstuk

V

Bescheiden voor het verlenen van voorschotten en de berekening van de vergoeding betreffende de kosten van de dienst

Artikel

7

Artikel

8

De in artikel 7 bedoelde bescheiden worden ingediend bij Onze Minister. Omtrent de inrichting van die bescheiden kunnen Onze Ministers in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken voorschriften geven.

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

10

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit vergoedingskosten vleeskeuringsdiensten.

Artikel

11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van deartikelen 7 en 8, terug tot 31 december 1977.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
Juliana
De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, L. Ginjaar
De Minister van Landbouw en Visserij, Van der Stee
De Minister van Justitie, J. de Ruiter