Wet van 24 oktober 1979, houdende vaststelling van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen
Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen, de omzetbelasting en de accijnzen
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voorzieningen te treffen tot uitvoering van de op 15 maart 1976 door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde Richtlijn 76/308/EEG betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten (Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 1976, nr. L 73);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk
1
Inleidende bepalingen
Artikel
1
1
Deze wet is van toepassing op verzoeken om bijstand bij de invordering van schuldvorderingen, ontstaan in een lid-staat, die verband houden met:
a.
restituties, interventies en andere maatregelen die deel uitmaken van het stelsel van algehele of gedeeltelijke financiering door het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, met inbegrip van de in het kader van deze acties te innen bedragen en van de kosten en interest verbonden aan de invordering van deze bedragen;
b.
landbouwheffingen in de zin van artikel 2, letter a, van het Besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de lid-staten door eigen middelen van de Gemeenschappen (Trb. 1971, 13) en van artikel 128, letter a, van de akte van toetreding behorende bij het verdrag van 22 januari 1972 betreffende de toetreding van nieuwe lid-staten tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Trb. 1972, 25), met inbegrip van de kosten en interest verbonden aan de invordering van deze landbouwheffingen;
c.
rechten op de in- en uitvoer in de zin van artikel 2, letter b, van het onder b genoemde besluit en van artikel 128, letter b, van de onder b genoemde akte, met inbegrip van de kosten en interest verbonden aan de invordering van deze rechten;
d.
omzetbelasting, met inbegrip van de kosten en interest verbonden aan de invordering van deze belasting;
e.
accijnzen als bedoeld in richtlijn nr. 92/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PbEG L76), met inbegrip van de kosten en interest verbonden aan de invordering van deze accijnzen.
2
Als verzoeken om bijstand bij de invordering worden aangemerkt verzoeken om inlichtingen die van nut zijn voor de invordering van een schuldvordering, tot betekening of uitreiking van akten of beslissingen met betrekking tot een schuldvordering of de invordering daarvan, tot invordering van een schuldvordering dan wel tot het nemen van conservatoire maatregelen ter waarborging van de invordering.
Artikel
2
In deze wet wordt verstaan onder:
a.
lid-staat: lid-staat van de Europese Economische Gemeenschap;
b.
verzoekende autoriteit: de bevoegde autoriteit van een lid-staat die een verzoek om bijstand als is bedoeld in artikel 1, tweede lid, indient;
c.
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
d.
executoriale titel: elke administratieve of rechterlijke beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, welke in een lid-staat is gegeven met betrekking tot een schuldvordering als is bedoeld in artikel 1, eerste lid, en welke aldaar voor gedwongen tenuitvoerlegging in aanmerking komt.
Hoofdstuk
II
Bijstand door Nederland te verlenen
A
Verstrekking van inlichtingen
Artikel
3
Op verzoek van de verzoekende autoriteit worden haar, volgens de bepalingen van de artikelen 4 tot en met 7 van dit hoofdstuk, de inlichtingen verstrekt waar zij om vraagt en die haar van nut zijn voor de invordering van een schuldvordering als is bedoeld in artikel 1, eerste lid.
Artikel
4
Het verzoek om inlichtingen vermeldt de naam en het adres van de persoon waarop de te verstrekken gegevens betrekking hebben, alsmede de aard en het bedrag van de schuldvordering uit hoofde waarvan het verzoek wordt ingediend.
Artikel
5
Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk omtrent het aan het verzoek te verlenen gevolg.
Artikel
6
1
Aan een verzoek om inlichtingen wordt geen gevolg gegeven wanneer het verzoek niet voldoet aan de vereisten gesteld in artikel 4.
2
Inlichtingen behoeven niet te worden verstrekt wanneer:
a.
zij niet zouden kunnen worden verkregen voor de invordering van in Nederland ontstane soortgelijke schuldvorderingen;
b.
daarmede een commercieel, een industrieel of een beroepsgeheim zou worden onthuld;
c.
mededeling daarvan een aantasting van de veiligheid of de openbare orde van Nederland zou kunnen vormen.
3
De verzoekende autoriteit wordt op de hoogte gebracht van de beweegredenen die zich verzetten tegen het voldoen aan een verzoek om inlichtingen.
Artikel
7
1
Aan een verzoek om inlichtingen wordt uitvoering gegeven door Onze Minister.
2
Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Economische Zaken verlenen desgevraagd hun medewerking aan de uitvoering van een verzoek om inlichtingen.
3
De uitvoering van een verzoek om inlichtingen geschiedt met toepassing van dezelfde procedures als gebruikelijk zijn bij het verzamelen van gegevens ten behoeve van de invordering van een in Nederland ontstane schuldvordering van soortgelijke aard als die waarop het verzoek om inlichtingen betrekking heeft.
B
Betekening en uitreiking van stukken
Artikel
8
Op verzoek van de verzoekende autoriteit worden gerechtelijke en buitengerechtelijke akten en beslissingen met betrekking tot schuldvorderingen als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, of de invordering daarvan, welke uitgaan van de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, in Nederland betekend of uitgereikt aan de geadresseerde volgens de bepalingen van de artikelen 9 tot en met 11 van dit hoofdstuk.
Artikel
9
Het verzoek tot betekening of uitreiking vermeldt de naam en het adres van de geadresseerde, de aard en het onderwerp van de te betekenen of uit te reiken akte of beslissing en, in voorkomend geval, de naam en het adres van de debiteur en de in de akte of beslissing bedoelde schuldvordering, alsmede alle andere nuttige inlichtingen.
Artikel
10
1
Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk omtrent het aan het verzoek tot betekening te verlenen gevolg.
2
Aan het verzoek tot betekening of uitreiking wordt geen gevolg gegeven wanneer het verzoek niet voldoet aan de vereisten gesteld in artikel 9.
3
De verzoekende autoriteit wordt op de hoogte gebracht van de beweegredenen die zich verzetten tegen het voldoen aan het verzoek tot betekening of uitreiking.
Artikel
11
1
Indien een verzoek tot betekening of uitreiking voor inwilliging vatbaar is, draagt Onze Minister zorg voor de betekening of de uitreiking van de akte of beslissing waarop het verzoek betrekking heeft met toepassing van de wettelijke voorschriften betreffende het betekenen en uitreiken van een overeenkomstige Nederlandse akte of beslissing.
2
De verzoekende autoriteit wordt onverwijld op de hoogte gesteld van het gevolg dat aan het verzoek tot betekening of uitreiking is gegeven en meer in het bijzonder van de datum waarop de akte of beslissing aan de geadresseerde is betekend of uitgereikt.
C
Invordering
Artikel
12
Op verzoek van de verzoekende autoriteit worden schuldvorderingen als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, waarvoor in de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd een executoriale titel tot stand is gekomen welke volgens de in die lid-staat geldende rechtsregels aldaar uitvoerbaar is, in Nederland ingevorderd volgens de bepalingen van de artikelen 13 tot en met 24 van dit hoofdstuk.
Artikel
13
Het verzoek tot invordering vermeldt de naam en het adres van de persoon tegen wie de executoriale titel ten uitvoer moet worden gelegd, de aard van de schuldvordering, het bedrag van de hoofdsom en de verschuldigde interest en kosten, alsmede alle andere voor de invordering nuttige inlichtingen.
Artikel
14
Het verzoek tot invordering dient vergezeld te zijn van de volgende stukken:
a.
een officieel exemplaar of een eensluidend gewaarmerkt afschrift van de executoriale titel, tot stand gekomen in de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd;
b.
in voorkomend geval, het origineel of een eensluidend gewaarmerkt afschrift van andere voor de invordering benodigde documenten;
c.
een verklaring van de verzoekende autoriteit waarin wordt bevestigd dat:
1°.
de schuldvordering niet wordt betwist en de executoriale titel niet wordt aangevochten in de lid-staat waar zij is gevestigd;
2°.
zij in de lid-staat waar zij is gevestigd tot tenuitvoerlegging van de executoriale titel is overgegaan en deze niet heeft geleid tot volledige betaling van de schuldvordering;
d.
een verklaring van de verzoekende autoriteit waarin de datum wordt aangegeven vanaf welke de tenuitvoerlegging van de executoriale titel mogelijk is volgens de rechtsregels welke gelden in de lid-staat waar zij is gevestigd.
Artikel
15
Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk omtrent het aan het verzoek tot invordering te verlenen gevolg.
Artikel
16
1
Aan het verzoek tot invordering wordt geen gevolg gegeven:
a.
wanneer het verzoek niet voldoet aan de vereisten gesteld in de artikelen 13 en 14;
b.
wanneer de schuldvordering of de executoriale titel waarop het verzoek betrekking heeft wordt betwist onderscheidenlijk aangevochten in de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.
2
Aan een verzoek tot invordering behoeft niet te worden voldaan:
a.
wanneer de verzoekende autoriteit op het grondgebied van de lid-staat waar zij is gevestigd niet alle middelen tot invordering van de schuldvordering heeft uitgeput;
b.
in gevallen waarin de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie van de debiteur, in Nederland ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou kunnen opleveren.
3
De verzoekende autoriteit alsmede de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden op de hoogte gebracht van de beweegredenen die zich verzetten tegen het voldoen aan een verzoek tot invordering.
Artikel
17
1
Indien Onze Minister besluit gevolg te geven aan een verzoek tot invordering dat betrekking heeft op een schuldvordering als is bedoeld in artikel 1, eerste lid, letter a, draagt hij een door hem aan te wijzen inzake rijksbelastingen bevoegde ontvanger schriftelijk op rechterlijk verlof te vragen tot tenuitvoerlegging van de executoriale titel.
tot de kennisneming van het verzoek om verlening van het verlof bevoegd is de arrondissementsrechtbank van de woonplaats van de persoon die tot betaling van de schuldvordering is gehouden, of, zo van een woonplaats in Nederland niet blijkt, de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage;
b.
in geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de verschuldigdheid of de juistheid van de gevorderde bedragen of van de geldigheid van de executoriale titel.
Artikel
18
1
Indien Onze Minister besluit gevolg te geven aan een verzoek tot invordering dat betrekking heeft op een schuldvordering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, c, d of e, draagt hij een door hem aan te wijzen inzake rijksbelastingen bevoegde ontvanger schriftelijk op tot invordering van de schuldvordering over te gaan.
2
Ter zake van de invordering zijn de artikelen 6, eerste lid, 11 tot en met 15, 17, 19, 20, 22, eerste en tweede lid, 24 en 58 tot en met 67 van de Invorderingswet 1990 alsmede de Kostenwet invordering rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel op de voet van artikel 17 van de Invorderingswet 1990 nimmer betrekking kan hebben op de verschuldigdheid of op de juistheid van de gevorderde bedragen of op de geldigheid van de executoriale titel welke tot stand is gekomen in de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.
Artikel 18a
Vervallen
Artikel
19
1
De ontvanger kan, nadat de verzoekende autoriteit is geraadpleegd, onder door hem te stellen voorwaarden voor een bepaalde tijd bij beschikking uitstel van betaling van de schuldvordering verlenen. Gedurende dit uitstel vangt de dwanginvordering niet aan, dan wel wordt deze geschorst.
2
Het uitstel kan tussentijds bij beschikking worden beëindigd.
Voor de berekening van de verschuldigde interest wordt als vervaldag aangemerkt de dag waarop het verzoek tot invordering is ontvangen.
3
De betaalde interest komt ten goede aan de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.
Artikel
20
De invordering geschiedt in euro’s.
Artikel
21
De toerekening van de betalingen geschiedt in de eerste plaats op de schuldvordering waarvoor een verzoek tot invordering is gedaan, vermeerderd met de interest verschuldigd krachtens artikel 19a, en vervolgens op de kosten welke in Nederland ter zake van de invordering in rekening zijn gebracht.
Artikel
22
1
Onze Minister draagt de door hem aangewezen ontvanger schriftelijk op de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar verklaarde executoriale titel of van een uitgevaardigd dwangbevel te schorsen, zodra hij een schriftelijke mededeling heeft ontvangen, hetzij van de verzoekende autoriteit, hetzij van een belanghebbende, dat, in de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, de schuldvordering wordt betwist of de executoriale titel wordt aangevochten.
2
Indien de omstandigheden hem daartoe aanleiding geven, kan de in het eerste lid bedoelde ontvanger, na daartoe verkregen machtiging van Onze Minister, overgaan tot het nemen van conservatoire maatregelen met overeenkomstige toepassing van artikel 30.
Artikel
23
De op verzoek van de verzoekende autoriteit in te vorderen schuldvorderingen genieten geen voorrecht.
Artikel
24
De verzoekende autoriteit wordt onverwijld op de hoogte gesteld van het gevolg dat aan het verzoek tot invordering is gegeven.
D
Conservatoire maatregelen
Artikel
25
Op verzoek van de verzoekende autoriteit worden ter waarborging van de invordering van schuldvorderingen als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, waarvoor in de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd een executoriale titel tot stand is gekomen, in Nederland conservatoire maatregelen genomen volgens de bepalingen van de artikelen 26 tot en met 30 van dit hoofdstuk.
Artikel
26
Het verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen moet met redenen zijn omkleed en vermeldt voorts de naam en het adres van de persoon tegen wie de executoriale titel ten uitvoer moet worden gelegd, de aard van de schuldvordering, het bedrag van de hoofdsom en de verschuldigde interest en kosten, alsmede alle andere nuttige inlichtingen.
Artikel
27
Het verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen dient vergezeld te zijn van een officieel exemplaar of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de executoriale titel, tot stand gekomen in de lid-staat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd en, in voorkomend geval, van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van andere voor de invordering benodigde documenten.
Artikel
28
Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk omtrent het aan het verzoek te verlenen gevolg.
Artikel
29
1
Aan een verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen wordt geen gevolg gegeven wanneer het verzoek niet voldoet aan de vereisten gesteld in de artikelen 26 en 27.
2
Aan een verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen behoeft niet te worden voldaan:
a.
wanneer blijkt dat de verzoekende autoriteit op het grondgebied van de lid-staat waar zij is gevestigd niet alle middelen tot bewaring van recht heeft aangewend;
b.
in gevallen waarin het nemen van conservatoire maatregelen, wegens de situatie van de debiteur, in Nederland ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou kunnen opleveren.
3
De verzoekende autoriteit alsmede de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden op de hoogte gebracht van de beweegredenen die zich verzetten tegen voldoening aan het verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen.
Artikel
30
Indien Onze Minister besluit gevolg te geven aan een verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen ter waarborging van de invordering van schuldvorderingen als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, draagt hij een door hem aan te wijzen inzake rijksbelastingen bevoegde ontvanger schriftelijk op rechterlijk verlof te vragen tot aanwending van die middelen van bewaring van recht welke voor de waarborging van de invordering van een soortgelijke in Nederland ontstane schuldvordering zijn toegelaten.
E
Algemene bepalingen
Artikel
31
Tenzij Onze Minister anders bepaalt, dienen de verzoeken om bijstand en de bijgevoegde stukken vergezeld te zijn van een vertaling in het Nederlands.
Artikel
32
Tot het verrichten van werkzaamheden waartoe deurwaarders bevoegd zijn, zijn in zaken de uitvoering van de artikelen 11, 17, 18 en 30 betreffende, mede bevoegd de belastingdeurwaarders.
Artikel
33
Met uitzondering van de kosten welke krachtens wettelijk voorschrift in rekening kunnen worden gebracht aan degene die in gebreke is gebleven de schuldvordering te voldoen, komen de kosten, op de uitvoering van verzoeken om bijstand vallende, ten laste van de Staat.
Hoofdstuk
III
Bijstand door Nederland te vragen
Artikel
34
1
In de gevallen waarin zulks ter verzekering van de inning van schuldvorderingen als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, noodzakelijk is, wendt Onze Minister zich, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van Onze Minister van Landbouw en Visserij of van Onze Minister van Economische Zaken, tot de bevoegde autoriteit van een andere lid-staat met een verzoek om bijstand als is bedoeld in artikel 1, tweede lid.
2
Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Economische Zaken verstrekken zodanige gegevens als nodig kunnen zijn voor een juiste toepassing van de artikelen 35 tot en met 37 en voorts alle andere inlichtingen welke voor een verzoek om bijstand nuttig kunnen zijn.
Artikel
35
Een verzoek tot invordering alsmede een verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen worden alleen gedaan wanneer voor de betrokken schuldvordering hier te lande een executoriale titel tot stand is gekomen.
Artikel
36
Een verzoek tot invordering wordt niet gedaan wanneer de in te vorderen schuldvordering wordt betwist of de hier te lande tot stand gekomen executoriale titel wordt aangevochten.
Artikel
37
Wanneer een verzoek tot invordering is gedaan en vervolgens blijkt dat de schuldvordering wordt betwist of de executoriale titel wordt aangevochten, wordt de bevoegde autoriteit van de lid-staat tot welke het verzoek was gericht daarvan in kennis gesteld.
Artikel
38
Wanneer het verzoek om bijstand is gedaan op verzoek van de Minister van Landbouw en Visserij of de Minister van Economische Zaken, wordt de Minister wie het aangaat onverwijld op de hoogte gesteld van de vragen en mededelingen van de bevoegde autoriteit van de lid-staat tot welke het verzoek was gericht met betrekking tot de uitvoering van het verzoek om bijstand, in voorkomend geval onder afdracht van de door die autoriteit ingevorderde en overgemaakte bedragen.
Artikel
39
De overeenkomstig een verzoek om bijstand als is bedoeld in artikel 1, tweede lid, door de bevoegde autoriteit van een andere lid-staat genomen maatregelen, die, indien zij hier te lande zouden zijn genomen, tot gevolg zouden hebben gehad dat de verjaring zou zijn geschorst of gestuit, worden, voor wat dit gevolg betreft, beschouwd als hier te lande te zijn genomen.
Hoofdstuk
IV
Slotbepalingen
Artikel
40
Het bepaalde in deze wet laat onverlet de toepassing van de meer uitgebreide wederzijdse bijstand welke met bepaalde andere lid-staten is of zal worden overeengekomen, met inbegrip van de betekening en de uitreiking van gerechtelijke of buitengerechtelijke akten.
Artikel
41
1
Onze Minister geeft voorschriften ter uitvoering van deze wet. Indien het schuldvorderingen betreft als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, letters a, b en c, worden deze voorschriften gegeven in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Economische Zaken.
2
Krachtens het eerste lid uitgevaardigde algemene voorschriften worden door plaatsing in de Staatscourant bekendgemaakt.
Artikel
42
Deze wet kan worden aangehaald als: Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen, de omzetbelasting en de accijnzen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk
Juliana
De Staatssecretaris van Financiën,Noteboom
De Minister van Landbouw en Visserij,Van der Stee
De Minister van Economische Zaken,G. M. V. van Aardenne