Besluit van 18 april 1980, houdende regelen omtrent hoeveelheidsaanduiding van produkten

Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet)

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 22 oktober 1979, DG Vgz/VA, no. 147461, van Onze Minister van Landbouw en Visserij en van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Th. M. Hazekamp;
Overwegende, dat regelen moeten worden gesteld ter uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar volume van bepaalde vloeistoffen in voorverpakkingen met bepaalde inhoud, no. 75/106/EEG (Pb. E.G. 1975, L 42), zoals deze richtlijn laatstelijk is gewijzigd bij de richtlijn van die Raad van 23 november 1979, no. 79/1005/EEG (Pb. E.G. L 308), en ter uitvoering van de richtlijn van die Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde produkten in voorverpakkingen, no. 76/211/EEG (Pb. E.G. L 46), zoals deze richtlijn is gewijzigd bij de richtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 september 1978 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de richtlijnen 75/106/EEG en 76/211/EEG van de Raad in de sector van de voorverpakkingen, no. 78/891/EEG (Pb. E.G. L 311);
Gelet op de artikelen 14, 14a en 16a van de Warenwet (Stb. 1935, 793);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 18 juli 1979, nr. 12955/415, en het advies van de Commissie, bedoeld in artikel 17, zevende lid, van de Warenwet, door de Sociaal-Economische Raad ingesteld op grond van artikel 43 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22), van 10 juli 1979;
De Raad van State gehoord (advies van 16 januari 1980, no. 19);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers en van de voornoemde Staatssecretaris van 28 maart 1980, DG Vgz/VA, no. 65187;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

1a

Onze Minister van Economische Zaken wijst een rechtspersoon aan die tot taak heeft metrologische onderzoeken te verrichten ten behoeve van de uitvoering van dit besluit.

§

2

Aanduiding met het EEG-teken in verband met hoeveelheidsaanduiding

Artikel

2

Artikel

3

De e-voorverpakkingen, die vervaardigd zijn door eenzelfde vervaardiger, eenzelfde nominale hoeveelheid hebben en waarvan eenzelfde produkt deel uitmaakt, moeten zodanig zijn, dat:

  • a.

    de werkelijke inhoud van die e-voorverpakkingen gemiddeld niet kleiner is dan de nominale hoeveelheid daarvan,

  • b.

    het aantal e-voorverpakkingen met een fout in minus die groter is dan de toegelaten fout, bepaald in bijlage II van dit besluit, zodanig is, dat bij statistische controle als in artikel 4 bedoeld het toelaatbare aantal ondeugdelijke e-voorverpakkingen, behorende bij de toegepaste methode van onderzoek, niet wordt overschreden, en

  • c.

    geen enkele van die e-voorverpakkingen een fout in minus heeft, die groter is dan tweemaal de toegelaten fout als onder b bedoeld.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Vervaardigers en importeurs van e-voorverpakkingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, dienen aan de keuringsambtenaren alle medewerking, nodig ter controle of aan de artikelen 3 en 5 is voldaan, te verlenen voor het onderzoek door die ambtenaren van partijen e-voorverpakkingen alvorens deze in de handel worden gebracht en voor het inzien en het afschrift nemen door die ambtenaren van de bescheiden, bedoeld in artikel 5, vierde lid, of van de verklaring, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, onder b.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

De nominale hoeveelheid van een e-voorverpakking moet gelijk zijn aan of groter zijn dan 5 gram of 5 milliliter en mag niet meer zijn dan 10 kilogram of 10 liter.

Artikel

11

Op een e-voorverpakking moet zijn vermeld een merkteken of een opschrift ter identificatie van de in het EEG-gebied en EER-gebied gevestigde vervaardiger of vuller dan wel, in geval de e-voorverpakking buiten het EEG-gebied en EER-gebied is vervaardigd, van degene, die de betrokken e-voorverpakking in het EEG-gebied en EER-gebied in het vrije verkeer heeft gebracht en in dat gebied is gevestigd.

Artikel

12

Het EEG-teken moet een hoogte hebben van ten minste 3 mm en moet op een e-voorverpakking zijn aangebracht op een der plaatsen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en in hetzelfde gezichtsveld als de in artikel 9, eerste en zevende lid, bedoelde aanduiding van de nominale hoeveelheid van die e-voorverpakking.

Artikel

13

De opschriften of tekens, bedoeld in de artikelen 9, 11 en 12, moeten onuitwisbaar en goed leesbaar zijn en goed zichtbaar zijn aangebracht.

Artikel

14

Voor een produkt mag op de verpakking daarvan een aanduiding in woord of beeld, die met het EEG-teken kan worden verward, in samenhang met de aanduiding van de hoeveelheid van dat produkt niet worden gebezigd.

Artikel

15

Het EEG-teken in samenhang met een aanduiding van de hoeveelheid van een in serie voorverpakt produkt mag niet worden gebezigd op een serievoorverpakking, waarvan de daarvan deel uitmakende verpakking is geopend of gewijzigd.

Artikel

16

Indien een e-voorverpakking of meer e-voorverpakkingen waarvan eenzelfde produkt deel uitmaakt en die ook als afzonderlijke verkoopeenheden aan verbruikers plegen te worden verkocht, zich al dan niet met andere produkten bevinden in een verpakking, die bestemd of geschikt is om met de inhoud aan een verbruiker te koop te worden aangeboden en te worden afgeleverd, mag in afwijking van artikel 2 voor eerstbedoeld produkt het EEG-teken in samenhang met een aanduiding van de totale hoeveelheid van dat produkt worden gebezigd, voor zover

  • a.

    die aanduiding aangeeft:

    • 1°.

      in een geval van één e-voorverpakking: de nominale hoeveelheid daarvan en het EEG-teken,

    • 2°.

      in een geval van meer e-voorverpakkingen: het aantal of de aantallen van de e-voorverpakkingen, die zijn voorzien van een aanduiding van eenzelfde, onderscheidenlijk een ten opzichte van elkaar verschillende, nominale hoeveelheid, telkens gevolgd zowel door de nominale hoeveelheid van een der tot het betrokken aantal behorende e-voorverpakkingen als door het EEG-teken,

  • b.

    de nominale hoeveelheid of nominale hoeveelheden, bedoeld onder a, 1° en 2°, zijn uitgedrukt en weergegeven overeenkomstig het ten aanzien van e-voorverpakkingen in artikel 9, derde, vierde, zesde en zevende lid, onder a, bepaalde,

  • c.

    de in de aanduiding voorkomende cijfers, waarin de nominale hoeveelheid of hoeveelheden zijn uitgedrukt, beantwoorden aan het ten aanzien van e-voorverpakkingen in artikel 9, vijfde en zevende lid, onder b, bepaalde,

  • d.

    het EEG-teken ten minste een hoogte van 3 mm heeft,

  • e.

    de aanduiding onuitwisbaar en goed leesbaar is en goed zichtbaar is aangebracht en

  • f.

    de onder a, 1° of 2° bedoelde aanduiding zodanig op of aan de gezamenlijke verpakking is aangebracht, dat het voor de koper duidelijk is op welk produkt deze betrekking heeft.

Artikel

17

Indien voor een produkt bij een andere algemene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 14 of 14a van de Warenwet regelen met betrekking tot de aanduiding van de hoeveelheid van dat produkt, uitgedrukt in een eenheid van volume of van massa, zijn gesteld, gelden die regelen, behoudens het daarbij bepaalde omtrent het uitdrukken van de hoeveelheid van dat produkt in liter, centiliter of milliliter dan wel kilogram of gram, niet ten aanzien van een e-voorverpakking waarvan dat produkt deel uitmaakt.

Artikel

18

De artikelen 2-16 gelden niet ten aanzien van een serievoorverpakking, waarvan deel uitmaakt een in serie voorverpakt produkt, met betrekking waartoe op grond van enige andere wettelijke regeling dan de Warenwet is voorzien in regelen ter zake van het in samenhang met een hoeveelheidsaanduiding uitsluitend mogen bezigen van het EEG-teken.

§

3

Verplichte hoeveelheidsaanduiding

Artikel

19

De artikelen 20-28, 31 en 32 van dit besluit gelden, voor zover niet anders is bepaald, uitsluitend ten aanzien van produkten, die een eet- of drinkwaar, een kauwpreparaat, niet zijnde van tabak, of een in bijlage IV van dit besluit vermeld artikel zijn.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

In afwijking van artikel 20, eerste lid, mag voor een voorverpakt produkt, waarvan de hoeveelheid ingevolge artikel 20, vierde lid, in een aantal stuks mag zijn uitgedrukt, een zodanige hoeveelheidsaanduiding achterwege worden gelaten, indien het aantal stuks van dat produkt zonder opening van de verpakking, die deel uitmaakt van de betrokken voorverpakking, van buitenaf duidelijk kan worden gezien en gemakkelijk kan worden geteld.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Voor de beoordeling of een produkt dat deel uitmaakt van een voorverpakking of van een gezamenlijke verpakking als bedoeld in artikel 26, eerste lid, en waarvan de hoeveelheid is uitgedrukt in een meeteenheid van volume, voldoet aan de artikelen 20-28, geldt als hoeveelheid:

  • a.

    indien het betreft een in diepgevroren of bevroren toestand verkerend produkt, de hoeveelheid, bepaald bij de temperatuur waarbij het produkt ten verkoop voorhanden pleegt te worden gehouden;

  • b.

    indien het betreft een in een andere toestand dan onder a bedoeld verkerend produkt, de hoeveelheid bepaald bij een temperatuur van 20°C.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

De artikelen 20-31 zijn niet van toepassing ten aanzien van voorverpakte produkten:

  • a.

    ten aanzien waarvan kan worden aangetoond dat zij voor 23 december 1982 in de desbetreffende verpakking zijn aangebracht, of

  • b.

    die kennelijk voor uitvoer bestemd zijn, voor zover zij niet aanwezig zijn op markten, in winkels of in andere voor het publiek toegankelijke plaatsen.

§

4

Slotbepalingen

Artikel

33

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
Juliana
De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, L. Ginjaar
De Minister van Landbouw en Visserij, G. J. M. Braks
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Th. M. Hazekamp
De Minister van Justitie, J. de Ruiter

Bijlage

I

Vorm van de kleine letter e, bedoeld in artikel 1 van het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet).

De aangegeven afmetingen zijn uitgedrukt in een getal, dat aangeeft welk deel de betrokken afmeting uitmaakt van de lengte van de middellijn van de omgeschreven cirkel van de letter e.

Bijlage

II

Toegelaten fout, bedoeld in artikel 3, onder b, van het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet)

van   5 tot   50

9

van   50 tot  100

4,5

van  100 tot  200

4,5

van  200 tot  300

9

van  300 tot  500

3

van  500 tot 1 000

15

van 1 000 tot en met 10 000

1,5

Bij toepassing van de tabel worden de waarden, berekend in massa- of volume-eenheden op basis van de in % aangegeven toegelaten fouten in minus, naar boven afgerond op een tiende gram of milliliter.

Bijlage

III

Regelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet), met betrekking tot de controle van partijen e-voorverpakkingen door middel van het onderzoek van steekproeven

1

De meting van de werkelijke inhoud van e-voorverpakkingen

De werkelijke inhoud van e-voorverpakkingen wordt rechtstreeks gemeten met behulp van weegwerktuigen of van meetmiddelen voor inhoudsmeting of, bij vloeibare produkten, indirect door weging van het in de e-voorverpakking aanwezige produkt en bepaling van de volumieke massa daarvan.

Ongeacht de toegepaste methode mag de meetfout bij de bepaling van de werkelijke inhoud van een e-voorverpakking ten hoogste gelijk zijn aan een vijfde van de maximaal toelaatbare fout in minus geldend voor de nominale hoeveelheid van de e-voorverpakking.

2

De controle van partijen e-voorverpakkingen

De controle van e-voorverpakkingen geschiedt door middel van het onderzoek van steekproeven; dit onderzoek bestaat uit twee op elkaar volgende gedeelten:

  • a.

    een onderzoek naar de werkelijke inhoud van elke e-voorverpakking van de steekproef en vervolgens

  • b.

    een onderzoek naar de gemiddelde werkelijke inhoud van de e-voorverpakkingen van de steekproef.

Een partij e-voorverpakkingen wordt geacht aan artikel 3, onder a en b, van het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet) te voldoen, indien bij elk der beide, hierboven onder a en b bedoelde onderzoeken aan de daarvoor in deze bijlage aangegeven goedkeurcriteria wordt voldaan.

Voor elk van de onder a en b bedoelde onderzoeken wordt, ter keuze van de betrokken keuringsambtenaar, gebruik gemaakt van één der volgende schema's:

  • -

    een schema voor niet-destructief onderzoek, waaronder wordt verstaan een onderzoek waarbij de verpakking niet wordt geopend,

  • -

    een schema voor destructief onderzoek, waaronder wordt verstaan een onderzoek waarbij de verpakking wordt geopend of vernield,

    een en ander met dien verstande, dat

  • -

    destructief onderzoek bij partijen van minder dan honderd e-voorverpakkingen nimmer wordt toegepast;

  • -

    destructief onderzoek bij partijen van 100 of meer e-voorverpakkingen uitsluitend wordt toegepast, indien om praktische of economische redenen een niet-destructief onderzoek bezwaarlijk zou zijn.

2.1

Partij e-voorverpakkingen; het trekken van de steekproef

2.1.1. De grootte van de partij is ten hoogste gelijk aan:

  • -

    de maximale uurproduktie van de betrokken vulinstallatie, indien de controle van de e-voorverpakkingen aan het einde van de vulketen plaatsvindt;

  • -

    10 000 e-voorverpakkingen in alle overige gevallen.

2.1.2. Voorafgaand aan de in de punten 2.2. en 2.3. bedoelde onderzoeken wordt uit de betrokken partij aselect een aantal e-voorverpakkingen getrokken, overeenkomend met het grootste aantal e-voorverpakkingen dat in verband met de grootte van de partij nodig kan zijn om het in punt 2.2. bedoelde onderzoek te verrichten.

2.1.3. Bij toepassing van een dubbel steekproefschema als bedoeld in punt 2.2.1. wordt de eerste steekproef verkregen door aselecte trekking van het benodigde aantal e-voorverpakkingen uit het onder punt 2.1.2. bedoelde aantal. De overige e-voorverpakkingen van dat aantal vormen de tweede steekproef.

2.1.4. De steekproef, waarop het onderzoek, bedoeld in punt 2.3., wordt toegepast, omvat de e-voorverpakkingen waarvan bij het verrichten van het onderzoek, bedoeld in punt 2.2., de werkelijke inhoud is bepaald.

2.1.5. Indien een partij minder dan 100 exemplaren omvat, is het aantal exemplaren van de steekproef in afwijking van de punten 2.1.2.-2.1.4., gelijk aan het aantal exemplaren van de partij.

2.2

Onderzoek naar de werkelijke inhoud van een e-voorverpakking

De minimaal toelaatbare inhoud wordt verkregen door van de nominale hoeveelheid van de e-voorverpakking de met die hoeveelheid overeenkomende toegelaten fout in minus af te trekken.

De e-voorverpakkingen van een partij met een kleinere werkelijke inhoud dan de minimaal toelaatbare inhoud worden ondeugdelijk genoemd.

2.2.1

Niet-destructief onderzoek.

Het niet-destructieve onderzoek wordt verricht volgens een dubbel steekproefschema weergegeven in onderstaande tabel.

De eerste steekproef, waarvan de werkelijke inhoud wordt bepaald, omvat het aantal exemplaren, dat in het onderstaande schema naar gelang van de grootte van de partij achter het in de kolom "Volgorde" voorkomende cijfer "1e" en onder de kolom "Steekproefgrootte" is opgenomen.

Indien het aantal ondeugdelijke voorverpakkingen uit de eerste steekproef kleiner is dan of gelijk is aan het eerste goedkeurcriterium, geldt dit criterium als goedkeurcriterium voor het onderzoek, bedoeld in punt 2, onder a.

Indien het aantal ondeugdelijke e-voorverpakkingen uit de eerste steekproef groter is dan of gelijk is aan het eerste afkeurcriterium, geldt dit criterium als afkeurcriterium voor het onderzoek, bedoeld in punt 2, onder a.

Indien het aantal ondeugdelijke e-voorverpakkingen uit de eerste steekproef ligt tussen het eerste goedkeurcriterium en het eerste afkeurcriterium, moet de tweede steekproef worden onderzocht.

De aantallen ondeugdelijke e-voorverpakkingen uit de eerste en uit de tweede steekproef moeten bij elkaar worden opgeteld.

Indien het opgetelde aantal ondeugdelijke e-voorverpakkingen minder bedraagt dan of gelijk is aan het tweede goedkeurcriterium, geldt dit criterium als goedkeurcriterium voor het onderzoek, bedoeld in punt 2, onder a.

Indien het opgetelde aantal ondeugdelijke e-voorverpakkingen groter is dan of gelijk is aan het tweede afkeurcriterium, geldt dit criterium als afkeurcriterium voor het onderzoek, bedoeld in punt 2, onder a.

100 t/m 500

1e

30

30

1

3

2e

30

60

4

5

501 t/m 3200

1e

50

50

2

5

2e

50

100

6

7

3201 en meer

1e

80

80

3

7

2e

80

160

8

9

2.2.2. Destructief onderzoek

Het destructieve onderzoek wordt verricht volgens onderstaand enkelvoudig steekproefschema.

≥ 100

20

1

2

2.3

Onderzoek naar de gemiddelde werkelijke inhoud van e- voorverpakkingen

2.3.1. Berekening van het steekproefgemiddelde (*) en van de schatting van de standaardafwijking(s).

Is *i het resultaat van de meting van het werkelijke volume van de i-de eenheid van de steekproef met n exemplaren, dan verkrijgt men:

2.3.1.1. het steekproefgemiddelde door berekening van:

;

2.3.1.2. schatting van de standaardafwijking door berekening van:

  • -

    som van de kwadraten der meetresultaten: σ(xi)²

  • -

    kwadraat van de som der meetresultaten: (σxi)², vervolgens

  • -

    gecorrigeerde som

  • -

    de waarde

.

De schatting van de standaardafwijking is s = √ v .

2.3.2. Goedkeur- of afkeurcriterium voor dit onderzoek:

Steekproef-grootte

Goedkeurcriterium

Afkeurcriterium

20

x ≥ Qn - 0,640 s

x < Qn - 0,640 s

30

x ≥ Qn - 0,503 s

x < Qn - 0,503 s

50

x ≥ Qn - 0,379 s

x < Qn - 0,379 s

60

x ≥ Qn - 0,344 s

x < Qn - 0,344 s

80

x ≥ Qn - 0,296 s

x < Qn - 0,296 s

100

x ≥ Qn - 0,263 s

x < Qn - 0,263 s

160

x ≥ Qn - 0,204 s

x < Qn - 0,204 s

In deze formules is Qn de nominale hoeveelheid van de e-voorverpakking.

Bijlage

IV

Artikelen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet):

  • a.

    motorolie, antivriesmiddelen en middelen ter ontdooiing van delen van motorvoertuigen;

  • b.

    lijmen en andere plakmiddelen;

  • c.

    stopverf, kit, plamuur en dergelijke vulmiddelen;

  • d.

    verven, voor welke doeleinden dan ook, beits, vernissen en middelen voor het oplossen van verven, beitsen of vernissen;

  • e.

    voedingsmiddelen voor honden, katten, vogels, knaagdieren of aquarium- of terrariumdieren.

Bijlage

V

Vervallen.

Bijlage

VI

Vervallen.