Wet van 27 augustus 1980, houdende regelen betreffende de consignatie van gelden

Wet op de consignatie van gelden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling betreffende de consignatie van gelden aan te passen aan de behoeften van de praktijk;

Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Deze wet verstaat onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • b.

    consignatie: het overmaken van gelden aan de Staat onder de in deze wet voorgeschreven vormen, ter beschikking van degene die van zijn recht op uitkering doet blijken.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Onze Minister stelt nadere regels omtrent de wijze waarop de consignatie kan plaatsvinden en uitkeringen uit de consignatiekas kunnen worden gedaan.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

De Wet van 11 juli 1908 (Stb. 226) wordt ingetrokken.

Artikel

15

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Lage Vuursche
Beatrix
De Minister van Justitie, J. de Ruiter
De Minister van Financiën, Van der Stee
De Minister van Justitie, J. de Ruiter