Artikel
1
In deze beschikking wordt verstaan onder:
de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;
de Commissie, bedoeld in artikel 2.
Besluit:
In deze beschikking wordt verstaan onder:
de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;
de Commissie, bedoeld in artikel 2.
Tot lid van de Commissie worden benoemd:
mr. J. H. van der Meide te Voorburg, tevens voorzitter,
mevrouw dr. D. van Velden te 's-Gravenhage en
dr. mr. N. H. Wiarda te Klimmen.
De Commissie heeft tot taak:
het bestuderen van de vraag of er aanleiding is tot erkenning van de claim tot toekenning van buitengewoon pensioen krachtens of naar analogie van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 aan daarvoor in beginsel in aanmerking te brengen oud-verzetsdeelnemers uit het voormalige Nederlands-Indië, respectievelijk van het ter zake ingenomen regeringsstandpunt en van de omtrent deze kwestie door de Tweede Kamer geuite denkbeelden en gevoelens;
het leveren van een eigen bijdrage in het door de Tweede Kamer gevraagde onderzoek, omvattende:
het nagaan of er overeenkomstige elementen zijn aan te wijzen tussen het verzet in Europa en mogelijke verzetssituaties in Indië;
het stellen van normen voor verzetsgedrag;
het nagaan hoeveel mensen (voor een buitengewoon pensioen als geclaimd) in aanmerking komen, en
het afwegen van de financiële consequenties;
het bestuderen van de vraag of, na kennisneming van de overwegingen welke de Regering bij haar besluitvorming heeft betrokken niettemin aanleiding zou kunnen worden gevonden om alsnog op enigerlei wijze aan de sub a bedoelde claim tegemoet te komen;
indien de sub c omschreven vraag in positieve zin wordt beantwoord;
het doen van aanbevelingen met betrekking tot de globale opzet van een regeling, die:
met inachtneming van aspecten als bij voorbeeld de aard en omvang van het gepleegde verzet en de bewijsbaarheid van de individuele deelname daaraan, op beheersbare wijze toepassing en uitvoering kan vinden, en
naar aard en niveau geen repercussies zal hebben op de structuur van het vigerende stelsel van pensioen- en uitkeringsregelingen voor personen, afkomstig uit het voormalige Nederlands-Indië:
alsmede het uitbrengen van rapport aan de Minister over de bevindingen betreffende het gestelde onder a tot en met d.
De voorstellen, nota 's en rapporten van de Commissie worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen van de leden en schriftelijk aan de Minister aangeboden.
Ieder lid is bevoegd een afwijkende mening daarin te doen opnemen.
De kosten voortvloeiende uit de door of namens, dan wel in opdracht van de Commissie verrichte werkzaamheden komen na verkregen goedkeuring door de Minister, ten laste van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.
Aan de leden van de Commissie wordt uit 's Rijks kas vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend volgens de regelen, welke voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor 's Rijks dienst gelden voor categorie A.
Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Commissie geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het besluit Post- en Archiefzaken Rijksadministratie 1950 (Stb. K 425) op overeenkomstige wijze als ten departemente van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. De bescheiden worden bij opheffing van de Commissie in het archief van dat departement opgenomen.
Deze beschikking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Nederlandse Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 16 oktober 1980 en wordt in afschrift gezonden aan de Algemene Rekenkamer en aan de belanghebbenden.