Artikel
1
1
Het orgaan, dat bevoegd is een beschikking te geven op een aanvrage om verlening of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste, derde of vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, stelt, indien met betrekking tot die aanvrage afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing is, de volgende overheidsorganen in de gelegenheid hem omtrent het ontwerp van de beschikking op de aanvrage van advies te dienen:
-
a.
de hoofdingenieur-directeur van het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater, voor zover het een lozing betreft vanuit één der in de bij dit besluit behorende bijlage aangewezen categorieën van bedrijven;
-
b.
voor zover het betreft inrichtingen die behoren tot een krachtens artikel 8.7, eerste lid, onder a, van de Wm aangewezen categorie, defensie-inrichtingen en inrichtingen in het kader van de Kernenergiewet, de daartoe door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen ambtenaar;
-
c.
het bestuur van het openbaar lichaam dat het kwantiteitsbeheer heeft van het oppervlaktewater waarop de lozing plaatsvindt of zal plaatsvinden, of, indien het een oppervlaktewater in beheer bij het Rijk betreft, ten aanzien waarvan artikel 3, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is toegepast, de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat, onder wiens ambtsgebied dat water ressorteert;
-
d.
burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het bedrijf van waaruit de lozing plaatsvindt of zal plaatsvinden, geheel of in hoofdzaak is gelegen;
-
e.
burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het oppervlaktewater waarop de lozing plaatsvindt of zal plaatsvinden, is gelegen.
2
Met betrekking tot de totstandkoming van een beschikking tot wijziging van een vergunning is, indien daarop afdeling 13.3 van de Wet milieubeheer van toepassing is, het eerste lid van overeenkomstige toepassing.