Wet van 14 mei 1981, houdende uitvoering van het op 18 december 1971 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (Trb. 1973, 101)

Wet schadefonds olietankschepen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, in verband met de bekrachtiging van het op 18 december 1971 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (Trb. 1973, 101) regelen vast te stellen tot uitvoering van dat Verdrag;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden verstaan onder:

  • a.

    "Onze Minister": Onze Minister van Economische Zaken;

  • b.

    «Verdrag»: het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. 1994, 228);

  • c.

    "Fonds": het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, bedoeld in artikel 2 van het Verdrag;

  • d.

    "schip", "persoon", "eigenaar", "bijdragende olie", "ton" en "garant": hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Verdrag;

  • e.

    «Aansprakelijkheidsverdrag»: het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992, met Bijlage (Trb. 1994, 229);

  • f.

    "College": het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

§

2

Rechtsvorderingen en verhaal

Artikel

2

Artikel

3

§

3

Opgave

Artikel

5

Artikel

6

Onder "geassocieerde personen" als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, van het Verdrag worden verstaan:

  • a.

    personen, die met elkaar zijn verbonden doordat de een aan de ander voor eigen rekening rechtstreeks of middellijk meer dan de helft van het kapitaal verschaft, al dan niet tezamen met een of meer andere personen met wie hij in eenzelfde groep is verbonden of met wie hij een onderlinge regeling tot samenwerking heeft;

  • b.

    personen, die met elkaar in één groep zijn verbonden.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Onverminderd artikel 5, tweede en derde lid, wordt informatie, verkregen op grond van deze wet, voor zover deze betrekking heeft op bepaalde personen, dan wel daaruit gevolgtrekkingen ten aanzien van bepaalde personen kunnen worden gemaakt, zonder toestemming van die personen niet verstrekt aan anderen dan degenen, die belast zijn met de uitvoering van een of meer bepalingen van deze wet.

§

4

Beroep

Artikel

11

Vervallen

§

5

Slotbepalingen

Artikel

12

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, indien dit in het belang van een goede uitvoering van de wet of in verband met internationale afspraken inzake de uitvoering van het Verdrag en de daarop berustende regelingen gewenst is, nadere regels gesteld worden betreffende de verkrijging van gegevens aangaande in Nederland ontvangen bijdragende olie en andere in deze wet geregelde onderwerpen.

Artikel

13

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

14

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet schadefonds olietankschepen.

Artikel

15

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Lage Vuursche
Beatrix
De Minister van Justitie, J. de Ruiter
De Minister van Economische Zaken, G. M. V. van Aardenne
De Minister van Verkeer en Waterstaat, D. S. Tuijnman
De Minister van Justitie, J. de Ruiter