Besluit van 25 mei 1981, houdende vaststelling van het Besluit financiële toevoegingsgrenzen

Besluit financiële toevoegingsgrenzen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 16 december 1980, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 669/680;
Gelet op artikel 9, zesde lid, van de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden;
De Raad van State gehoord (advies van 15 januari 1981, nr. 810114/10);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 21 mei 1981, nr. 261/681;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • b.

    wet: de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden;

  • c.

    inkomen: het inkomen, na aftrek van de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremie;

  • d.

    rechtsbijstand: overeenkomstig de wet kosteloos of met oplegging van een eigen bijdrage verleende rechtsbijstand;

  • e.

    gehuwden:

    • 1°.

      de in gezinsverband levende echtgenoten, of samenwonenden, met of zonder hun minderjarige kinderen;

    • 2°.

      een man of vrouw met de te zijner of te harer laste komende minderjarige kinderen;

  • f.

    ongehuwden:

    • 1°.

      meerderjarige niet gehuwde personen zonder ten laste van hen komende kinderen;

    • 2°.

      een minderjarige persoon van 16 jaar of ouder, die niet in het gezinsverband van de ouder(s) leeft;

    • 3°.

      een minderjarige persoon van 16 jaar of ouder, die in het gezinsverband van de ouder(s) levend, inkomsten heeft uit arbeid, dan wel een uitkering geniet op grond van een der sociale verzekeringswetten, de Wet Werkloosheidsvoorziening, of een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Algemene Bijstandswet;

  • g.

    woonkosten:

    • 1°.

      indien een huurwoning wordt bewoond, de prijs welke maandelijks is verschuldigd voor het enkele gebruik van de woonruimte;

    • 2°.

      indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente;

  • h.

    het bureau: het bureau van consultatie, bedoeld in artikel 1 van de wet.

Artikel

2

Rechtsbijstand wordt verleend aan de verzoeker, indien van zijn on- of minvermogen blijkt, doordat zijn financiële draagkracht beneden de bij en krachtens artikel 9, derde, vierde en vijfde lid van de wet, vastgestelde normen voor inkomen en beneden de in artikel 11 van dit besluit vastgestelde normen voor vermogen ligt.

Hoofdstuk

II

De vaststelling van de financiële draagkracht en de toevoegingsgrenzen

§

1

Het inkomen

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Bij de vaststelling van het inkomen worden niet in aanmerking genomen:

  • a.

    uitkeringen ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet;

  • b.

    door de overheid of een particuliere instelling toegekende studietoelagen ten behoeve van minderjarige kinderen van de verzoeker;

  • c.

    vakantie-uitkeringen op basis van het ten laste van de werkgever komende loon, dan wel ingevolge een der sociale verzekeringswetten, de Wet Werkloosheidsvoorziening of een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Algemene Bijstandswet;

  • d.

    bijdragen ingevolge de Huursubsidiewet, jaarlijkse bijdragen ingevolge de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1975 (Stcrt. 1975, 34) en de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1979 (Stcrt. 1979, 76), alsmede toeslagen ingevolge de artikelen 6b en 6c van het Besluit landelijke normering (Stb. 1978, 56);

  • e.

    inkomsten uit vermogen, indien dat blijft beneden de in artikel 11 vastgestelde grens;

  • f.

    bijstand toegekend voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan, alsmede andere uitkeringen voor daarmee vergelijkbare en ten laste van de betrokkene komende kosten.

Artikel

7

§

2

Het vermogen

Artikel

8

Artikel

9

§

3

De toevoegingsgrenzen

Artikel

10

Artikel

11

Geen kosteloze rechtsbijstand of rechtsbijstand tegen verminderd tarief wordt verleend, indien het overeenkomstig paragraaf 2 van dit hoofdstuk vastgestelde vermogen van de verzoeker meer bedraagt dan:

  • a.

    f 20.000,- voor een echtpaar en voor een één-ouder-gezin;

  • b.

    f 13.000,- voor een alleenstaande.

Hoofdstuk

III

De verklaring omtrent inkomen en vermogen

Artikel

12

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

13

In het belang van de goede uitvoering van het bepaalde in dit besluit kan Onze Minister nadere regels stellen.

Artikel

14

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Lage Vuursche
Beatrix
De Minister van Justitie, J. de Ruiter
De Minister van Justitie, J. de Ruiter