Besluit van 14 januari 1982, houdende Staatsexamenbesluit staatspraktijkdiploma bedrijfsadministratie

Staatsexamenbesluit SPD bedrijfsadministratie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. K. de Jong Ozn., van 27 augustus 1981, nr. 2216/3436, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Overwegende dat het wenselijk is de regeling van het examen ter verkrijging van het staatspraktijkdiploma voor bedrijfsadministratie geregeld in het Koninklijk besluit van 25 augustus 1949 (Stb. J 407) te herzien, en in te passen in het kader van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1967, 387);
De Onderwijsraad gehoord (advies van 26 juni 1981, nr. 190 W.V.O.);
De Raad van State gehoord (advies van 18 november 1981, nr. 811111/12);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. W. J. Deetman, van 6 januari 1982, nr. 2594/3436, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

§

1

Definities

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

"Onze Minister": Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen;

"Informatie Beheer Groep": de Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;

"het examen": het examen ter verkrijging van het staatspraktijkdiploma voor bedrijfsadministratie;

"het deelexamen": gedeelte van het examen waarvoor een certificaat, als bedoeld in artikel 27, wordt uitgereikt;

"het diploma": het staatspraktijkdiploma voor bedrijfsadministratie;

"de examencommissie": de commissie belast met het afnemen van het examen;

"de voorzitter": de voorzitter van de examencommissie;

"de kandidaat": degene die zich bij de examencommissie heeft aangemeld.

§

2

Examencommissie en commissie van advies

Artikel

2

Artikel

3

Voor elke plaats waar examen wordt afgenomen, wijst de voorzitter één van de leden of plaatsvervangende leden van de examencommissie aan als examenleider en stelt hij een voldoende aantal toezichthouders aan. De examenleider is namens de voorzitter en onder diens verantwoordelijkheid belast met de leiding van het examen op de plaats waar dit wordt afgenomen.

Artikel

4

Artikel

5

§

3

Aanmelding en toelating

Artikel

6

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Hoofdstuk

II

Deelexamens en examenprogramma

Artikel

9

Het examen bestaat uit deelexamens en wordt uitsluitend schriftelijk afgenomen.

Artikel

10

De deelexamens zijn:

  • a.

    bedrijfseconomie I,

  • b.

    economisch-technische verschijnselen,

  • c.

    statistiek,

  • d.

    bedrijfscalculatie,

  • e.

    bedrijfsadministratie,

  • f.

    bedrijfseconomie II, en,

  • g.

    bedrijfsrecht.

Artikel

11

Onze Minister stelt na overleg met Onze Minister van Economische Zaken het examenprogramma vast. Dit is gericht op toetsing van de kennis en de vaardigheid die geëist wordt van leidende financieel-economische, administratieve functionarissen en houdt een omschrijving in van de examenstof voor ieder deelexamen.

Artikel

12

Vervallen

Hoofdstuk

III

Regeling van het examen

Artikel

13

Zij die aan het examen deelnemen, zijn verplicht zich op verzoek van hen die het examen afnemen of daarop toezicht houden, te legitimeren. In de oproep voor het examen staat vermeld op welke wijze de kandidaat zich kan legitimeren.

Artikel

14

De voorzitter draagt er zorg voor dat de dagen, door de Informatie Beheer Groep voor het examen aangewezen, het rooster voor dit examen en de plaats waar dit examen wordt afgenomen, tijdig aan iedere kandidaat worden medegedeeld.

Artikel

15

De examenopgaven worden met de vereiste zorg voor geheimhouding op rijkskosten gedrukt en verzonden aan diegenen die de voorzitter daarvoor aanwijst. Op de enveloppen worden aangegeven het onderdeel waarop de inhoud betrekking heeft, de datum en het tijdstip waarop de opgaven aan de kandidaten moeten worden voorgelegd en de tijd die voor het werk beschikbaar is. De voorzitter draagt er zorg voor dat deze enveloppen met de vereiste geheimhouding in ongeopende staat bewaard worden tot het in artikel 16, derde lid, bedoeld tijdstip.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

De voorzitter draagt er zorg voor dat de kandidaten voor de aanvang van het examen uitdrukkelijk opmerkzaam worden gemaakt op de voorschriften van de artikelen 17 en 18.

Artikel

20

De voorzitter kan toestaan dat een lichamelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden die de lichamelijke gesteldheid van de kandidaat biedt. In dat geval bepaalt de voorzitter de wijze waarop het examen zal worden afgelegd.

Artikel

21

De voorzitter draagt er zorg voor dat het nazien en beoordelen van het examenwerk geschiedt door ten minste twee leden van de examencommissie.

Hoofdstuk

IV

Beoordeling, vrijstelling, uitslag, diploma en cijferlijst

Artikel

22

Artikel

23

De examencommissie stelt na het examen het cijfer vast voor elk deelexamen voor iedere kandidaat en vermeldt dit cijfer op een cijferlijst volgens het door Onze Minister vastgestelde model, welke zo spoedig mogelijk na het examen aan de kandidaat wordt toegezonden.

Artikel

24

Nadat de kandidaat het deelexamen heeft afgelegd, stelt de examencommissie de uitslag vast. De kandidaat is geslaagd indien hij het cijfer 6 of hoger heeft behaald.

Artikel

25

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Artikel

28

Aan de kandidaat die is geslaagd voor het examen wordt het diploma volgens het door Onze Minister vastgestelde model uitgereikt.

Artikel

29

De diploma's, certificaten, verklaringen en cijferlijsten, bedoeld in de artikelen 23, 27 en 28 worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

Hoofdstuk

V

Overige bepalingen

Artikel

30

De voorzitter en de secretaris ondertekenen de door de Informatie Beheer Groep te verstrekken verzamellijst waarop het examennummer, de naam, voornamen en plaats en datum van geboorte van iedere geslaagde kandidaat zijn vermeld, alsmede de door iedere kandidaat behaalde cijfers. De voorzitter zendt de lijst zo spoedig mogelijk na afloop van het examen aan de Informatie Beheer Groep.

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

De voorzitter draagt er zorg voor dat jaarlijks een volledig stel van de opgaven aan Onze Minister wordt toegezonden.

Artikel

34

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de examencommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mede aan de leden van deze commissie en aan Onze Minister.

Artikel

35

Onze Minister kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de regeling van dit examen.

Hoofdstuk

VI

Slot- en overgangsbepalingen

§

1

Algemeen

Artikel

36

De Koninklijke besluiten van 25 augustus 1949 (Stb. J 407) en 26 augustus 1978 (Stb. 500) worden ingetrokken.

Artikel

37

§

2

Overgangsbepalingen met ingang van 1 januari 1981

Artikel

38

Voor het jaar 1981 wordt in artikel 8, eerste lid,

  • a.

    onder a en c voor "f 45,-" gelezen: f 37,50 en

  • b.

    onder b voor "f 80,-" gelezen: f 65,-.

Artikel

39

De zittingstermijn van de bij de inwerkingtreding van dit besluit zittende leden van de examencommissie eindigt op het bij hun benoemingsbesluit vermelde tijdstip, onverminderd artikel 2, tweede lid.

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Vrijstellingen ingevolge artikel 9, derde lid, en artikel 10, derde lid, van het bij het Koninklijk besluit van 25 augustus 1949 (Stb. J 407) vastgestelde reglement blijven van kracht tot het einde van de termijn waarvoor zij zijn verleend.

Artikel

43

Artikel

44

Een kandidaat die zich in 1981 of 1982 aanmeldt voor deelname aan het eerste of tweede gedeelte van het examen volgens de bepalingen van dit besluit en zich eveneens aanmeldt voor het eerste of tweede gedeelte van het examen volgens de op 31 december 1980 geldende regeling, wordt niet toegelaten tot het laatstbedoelde examen. Het daarvoor betaalde examengeld zal niet worden terugbetaald.

§

3

Overgangsbepalingen met ingang van 1 augustus 1987

Artikel

45

Het behalen van een voldoende na 1 augustus 1984 doch voor 1 augustus 1987 voor een onderdeel als bedoeld in artikel 10, zoals dat luidde op 31 juli 1987 geldt als bezit van een certificaat als bedoeld in artikel 27, voor het desbetreffende deelexamen.

Artikel

46

Het bezit van een verklaring dat de vier onderdelen van het eerste gedeelte van het examen met goed gevolg zijn afgelegd, afgegeven op grond van artikel 25, zoals dat luidde op 31 juli 1987, geldt als bezit van certificaten, bedoeld in artikel 27 voor de deelexamens, bedoeld in artikel 10, onderdelen a tot en met d.

Artikel

47

Artikel 46 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van

  • a.

    degene die met gunstig gevolg het eerste gedeelte van het examen heeft afgelegd volgens het reglement, vastgesteld bij het koninklijk besluit van 5 juli 1974 (Stb. 402), en het ter uitvoering daarvan vastgestelde programma;

  • b.

    degene die met gunstig gevolg het examen heeft afgelegd volgens het reglement en programma van het koninklijk besluit van 25 augustus 1949 (Stb. J 407) zoals voor 1 mei 1974 gold, en tevens met gunstig gevolg het aanvullend examen heeft afgelegd op grond van artikel IIIa van het koninklijk besluit van 5 juli 1974 (Stb. 402) dan wel op grond van artikel 43, eerste lid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, W. J. Deetman
De Staatssecretaris van Economische Zaken, P. H. van Zeil
De Minister van Justitie, J. de Ruiter