Artikel
1
Het bevoegd gezag houdt aan de hand van de gegevens die hem worden verstrekt uit het register, bedoeld in artikel 29 van de Noodwet Geneeskundigen, een overzicht bij van de geneeskundigen die in zijn ambtsgebied woonachtig zijn.
Besluit:
Het bevoegd gezag houdt aan de hand van de gegevens die hem worden verstrekt uit het register, bedoeld in artikel 29 van de Noodwet Geneeskundigen, een overzicht bij van de geneeskundigen die in zijn ambtsgebied woonachtig zijn.
Het ten aanzien van artsen bevoegde gezag stelt op grondslag van het in artikel 1 bedoelde overzicht en aan de hand van de in dat artikel bedoelde gegevens een plan op ter voorziening in het tekort aan artsen voor de geneeskundige verzorging van de bevolking, dat naar zijn oordeel zal ontstaan in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden.
Het past tenminste eenmaal per zes maanden het plan aan, aan wijzigingen in de artikel 1 bedoelde gegevens.
In het plan wordt tenminste rekening gehouden met:
de opnamecapaciteit van de Ziekenhuisorganisatie in buitengewone omstandigheden, neergelegd in de in het kader van die organisatie voor het betrokken gebied opgestelde hospitalisatiestreekplannen;
de bezettingsnormen voor specialisten in ziekeninrichtingen, vastgesteld door de Directeur-Generaal van de Volksgezondheid;
de behoefte aan artsen voor het formeren van de nodige mobiele chirurgische teams, vastgesteld door de Directeur-Generaal van de Volksgezondheid.
Indien het bevoegd gezag in het in artikel 2, eerste lid, bedoelde tekort aan artsen voorziet door het opleggen van verplichtingen aan personen die een opleiding tot arts gedeeltelijk hebben gevolgd en die krachtens artikel 2 van de Noodwet Geneeskundigen met geneeskundigen zijn gelijkgesteld, houdt daarbij rekening met het aantal en de soort van de co-assistentschappen die zijn gevolgd.
Indien het bevoegd gezag van oordeel is dat met inschakeling van de in zijn ambtsgebied woonachtige artsen die beschikbaar zullen zijn voor de geneeskundige verzorging van de bevolking, niet in voldoende mate in het in artikel 2, eerste lid, bedoelde tekort kan worden voorzien, pleegt het daaromtrent overleg met de Directeur-Generaal van de Volksgezondheid.