Besluit van 7 juni 1982, houdende regelen omtrent de voorbereiding en inrichting van waterkwaliteitsplannen

Regelen omtrent de voorbereiding en inrichting van waterkwaliteitsplannen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 januari 1982, nr. R 02040, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;
De Raad van de Waterstaat gehoord;
De Raad van State gehoord (advies van 9 maart 1982, nr. 2038/16/8209);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 juni 1982, nr. RW 19943;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

In de uiteenzetting op de in artikel 4, eerste lid, omschreven hoofdelementen van het waterkwaliteitsplan wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan:

  • a.

    de onderlinge afstemming van het beleid ten aanzien van het kwaliteitsbeheer en dat ten aanzien van het kwantiteitsbeheer;

  • b.

    de onderlinge afstemming tussen het beleid ten aanzien van het kwaliteitsbeheer in het plangebied en dat in de aangrenzende plangebieden alsmede, in voorkomend geval, dat in het aangrenzende Duitse of Belgische gebied;

  • c.

    de onderlinge afstemming tussen het waterkwaliteitsplan en andere milieuplannen onderscheidenlijk tussen het waterkwaliteitsplan en ruimtelijke plannen;

  • d.

    de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op de waterkwaliteit, indien deze ertoe leiden dat aan kwaliteitsdoelstellingen een of meer kwaliteitsnormen worden verbonden die minder streng zijn dan de overeenkomstige normen die bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 13 van de Wet zijn vastgesteld doch ten aanzien waarvan bij die algemene maatregel van bestuur zodanige afwijking is toegelaten;

  • e.

    het financieel-economisch aspect van het plan vanwege de daaruit voortvloeiende lasten voor de beheerder van de oppervlaktewateren in het plangebied en voor degenen die op die oppervlaktewateren direct of indirect stoffen lozen;

  • f.

    de bezwaren die tijdig tegen het ontwerp-waterkwaliteitsplan zijn ingediend.

Artikel

6

Artikel

7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit, met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, H. J. Zeevalking
De Minister van Justitie, J. de Ruiter