Wet van 27 oktober 1982, houdende regelen inzake de zeevervoermarkt

Wet vervoer over zee

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om, ter uitvoering van de verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 mei 1979, nummer 954/79 en van het op 6 april 1974 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences en met het oog op ontwikkelingen, waaronder de toename van de overheidsbemoeienis elders, op de internationale zeevervoermarkt, over te gaan tot het scheppen van wettelijke regelen voor de zeevervoermarkt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Definities

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

schip: een schip in de zin van artikel 1, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

lijnvervoer: het vervoer tegen vaste vervoertarieven door scheepvaartondernemingen, die een geregelde dienst onderhouden tussen twee of meer havens.

Hoofdstuk

II

Bepalingen inzake lijnvervoer

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Onze Minister kan bepalingen van een lijnvervoerovereenkomst, die in strijd met de in artikel 3 en artikel 4 omschreven verplichtingen tot stand zijn gekomen, onverbindend verklaren.

Artikel

6

Ingeval krachtens artikel 5, bepalingen van een overeenkomst onverbindend zijn verklaard gelden voor die overeenkomst de vervoertarieven en overige vervoercondities, zoals die van kracht waren voordat een verhoging in strijd met artikel 3, of een toeslag of wijziging in strijd met artikel 4, werd toegepast.

Artikel

7

Gedragingen van personen, die partij zijn bij een overeenkomst, waarvan bepalingen krachtens artikel 5, onverbindend zijn verklaard en die strekken tot het naleven of doen naleven van die bepalingen, zijn verboden.

Artikel

8

Vervallen

Hoofdstuk

III

Prijsmaatregelen

Artikel

9

In overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, kan Onze Minister verbieden hogere of lagere dan door hem te bepalen vervoertarieven te berekenen voor door hem aangewezen vervoerdiensten per schip over zee van of naar Nederlandse havens indien naar zijn oordeel voor die vervoerdiensten zodanige vervoertarieven in rekening worden gebracht, of er aanwijsbare omstandigheden zijn op grond waarvan hij kan vermoeden dat voor die vervoerdiensten zodanige vervoertarieven in rekening zullen worden gebracht, dat de betreffende zeevervoermarkt in ernstige mate wordt verstoord of kan worden verstoord.

Hoofdstuk

IV

Ladingverdeling

Artikel

10

Artikel

11

Vervallen

Hoofdstuk

V

Vergunningen

Artikel

12

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Artikel

15

De vergunning als bedoeld in artikel 12, eerste lid, kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Voorschriften en beperkingen kunnen met name betrekking hebben op een minimum of maximum aantal afvaarten per jaar, een minimum of een maximum vervoercapaciteit per schip, het in te zetten scheepstype of de minimaal of maximaal te berekenen vervoertarieven.

Artikel

16

Artikel

17

Het is verboden terzake van een aanvraag voor een vergunning onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken of te doen verstrekken.

Artikel

18

Artikel

19

Een besluit als bedoeld in artikel 18, eerste lid, blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 12, eerste lid, die hetzelfde onderwerp betreft, in werking treedt, doch uiterlijk tot tien maanden na het in werking treden van het besluit.

Hoofdstuk

Va

Compenserende rechten

Artikel

19a

Indien ter zake van het vervoer van goederen bij een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen op grond van de Verordening (EEG) nr. 4057/86 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1986, betreffende oneerlijke tariefpraktijken in het vervoer over zee (PbEG L 378) een compenserend recht is ingesteld, wordt dit recht namens Onze Minister opgelegd door de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet.

Artikel

19b

Artikel

19c

Onze Minister kan van de verschuldigheid van een compenserend recht vrijstelling en op aanvraag ontheffing verlenen, voor zover daartoe ingevolge de betrokken verordening de mogelijkheid bestaat.

Hoofdstuk

VI

Regels inzake maatregelen van buitenlandse overheden

Artikel

20

Hoofdstuk

VII

Vrijstellingen en ontheffingen

Artikel

22

Onze Minister kan, op aanvraag, ontheffing verlenen van:

Artikel

23

Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel

24

Artikel

25

Het is verboden terzake van een aanvraag voor een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken.

Artikel

26

Hoofdstuk

VIII

Commissie vervoer over zee

Artikel

27

Vervallen

Hoofdstuk

IX

Het verstrekken van inlichtingen

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Hoofdstuk

X

Bemiddeling

Artikel

32

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Hoofdstuk

XI

Strafbepalingen

Artikel

36

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

XII

Slotbepalingen

Artikel

37

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet nadere regeling behoeven kan deze geschieden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet vervoer over zee.

Artikel

42

De artikelen van deze wet treden in werking op een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, H. J. Zeevalking
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. van den Broek
De Staatssecretaris van Economische Zaken, W. Dik
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes