Convenantfinancieringsregeling

Convenantfinancieringsregeling

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,
Overwegende dat het als uitvloeisel van het met de gemeente Rotterdam gesloten Convenant en vooruitlopend op de invoering van de Kaderwet specifiek welzijn wenselijk is van rijkswege gelden beschikbaar te stellen om de gemeente Rotterdam in staat te stellen ten aanzien van het hiervoor aangewezen werk op het terrein van het specifiek welzijn op basis van een plan en een programma welke democratisch zijn voorbereid, een samenhangend beleid te voeren op lokaal niveu dat aansluit bij behoeften en initiatieven van de bevolking;
dat met het gemeentebestuur van Rotterdam overleg is gepleegd over de in verband daarmede te treffen regeling;

Besluit:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a.
de Minister:

de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

b.
werk:

de activiteiten en de steunfunctie, gezamenlijk omvattend de werksoorten en voorzieningen, bedoeld in artikel 2;

c.
middelen:

de middelen waarmee het werk wordt uitgevoerd, zoals vrijwilligers, beroepskrachten, ruimtelijke voorzieningen, materialen, apparatuur en administratieve ondersteuning;

d.
kosten:

de door de gemeente voor een dienstjaar aangegane financiële verplichtingen in de vorm van subsidies aan instellingen of groepen ten behoeve van het werk of door de gemeente gedane uitgaven ten behoeve van door de gemeente uitgevoerd werk;

de gemeente uitgevoerd werk;

e.
beroepskracht:
  • 1.

    degene die op grond van een arbeidsovereenkomst een functie uitoefent bij een instelling op het terrein van het werk;

  • 2.

    degene die op grond van een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten, tegen honorering anders dan als onkostenvergoeding, een functie uitoefent bij een instelling op het terrein van het werk.

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Algemene voorwaarden voor het verlenen van een rijksbijdrage

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

3

Paragraaf

2

Het gemeentelijk plan

Artikel

4

Artikel

5

Voor zover nodig en mogelijk wordt aangegeven, welk beslag het plan legt op personele, materiële en financiële middelen.

Paragraaf

3

Het gemeentelijk programma

Artikel

6

De gemeenteraad stelt jaarlijks, op basis van het plan als bedoeld in paragraaf 2, een programma vast, waarin wordt aangegeven welk werk het daarop volgende jaar zal worden gerealiseerd.

Artikel

7

Paragraaf

4

De wijze waarop plan en programma tot stand komen

Artikel

8

Artikel

9

De gemeenteraad stelt na overleg met de betrokken instellingen en groepen en na inspraak van de bevolking een verordening vast, waarin wordt vastgelegd welke procedure bij de voorbereiding van het plan en het programma wordt gevolgd.

Paragraaf

5

Verslaglegging en evaluatie

Artikel

10

Paragraaf

6

De subsidieverordening

Artikel

11

De gemeenteraad stelt, de bevolking gehoord en na overleg met de betrokken instellingen en groepen, bij verordening vast, aan welke voorschriften het werk moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel

12

De verordening bedoeld in artikel 11 bevat in ieder geval de volgende voorschriften:

  • a.

    indien het werk wordt uitgevoerd door beroepskrachten beschikken deze over een zodanige kennis en ervaring dat een verantwoorde uitoefening van hun functie is gewaarborgd, overeenkomstig de in artikel 25, tweede lid, vermelde regelen;

  • b.

    de arbeidsvoorwaarden van beroepskrachten in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon komen overeen met de in artikel 25, eerste lid, vermelde regelen;

  • c.

    deelnemers, gebruikers en vrijwilligers en beroepskrachten worden bij het beleid van de instelling of groep betrokken. Daarbij wordt aandacht geschonken aan:

    • 1.

      een evenwichtige vertegenwoordiging van genoemde categorieën en overigen in het bestuur;

    • 2.

      spreiding van bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • 3.

      openheid bij de werving van bestuursleden;

    • 4.

      periodieke openbare verslaglegging en openbaarheid van vergaderingen en documenten;

    • 5.

      bescherming van de belangen van de gebruiker;

  • d.

    de instelling of groep werkt mee aan door of namens de Minister na overleg met het gemeentebestuur in te stellen onderzoekingen, die zijn gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid van het rijk ten aanzien van het werk.

Paragraaf

7

Voorwaarden ten aanzien van het door de gemeente uitgevoerde werk

Artikel

13

Artikel

14

Het gemeentebestuur werkt mee aan door of namens de Minister bij de gemeente in te stellen onderzoekingen, gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid van het rijk ten aanzien van het werk.

Paragraaf

8

Grondslag voor de berekening van de rijksbijdrage

Artikel

15

Paragraaf

9

Grondslag voor de berekening van de rijksbijdrage

Artikel

16

Artikel

17

De Minister deelt zijn reactie op het plan, alsmede op wijzigingen daarvan, zo spoedig mogelijk aan het gemeentebestuur mee, voorzover deze reactie van belang is voor zijn beslissing op de aanvrage om een rijksbijdrage.

Afschrift hiervan wordt gezonden aan het provinciaal bestuur en het hoofd van het provinciaal bureau Landelijk Contact.

Artikel

18

Artikel

19

Op de rijksbijdrage worden voorschotten verstrekt.

Artikel

20

Hoofdstuk

III

Bijzondere voorwaarden voor het verkrijgen van een rijksbijdrage

Artikel

21

Artikel

22

De gemeente draagt er zorg voor, dat de richtige uitvoering van het Besluit gezinsverzorging en huishoudelijke hulp Algemene Arbeidsongeschiktheidswet is gewaarborgd.

Artikel

23

Gedurende de eerste planperiode zijn de landelijk geldende regelen inzake de eigen bijdrage van gebruikers van instellingen voor gezinsverzorging van overeenkomstige toepassing.

Artikel

24

Het gemeentebestuur draagt zorg voor het handhaven van zodanige eigen bijdragen van gebruikers, dat ook bij cumulatie van het gebruik van verschillende voorzieningen om zodanige reden op de Algemene Bijstandswet geen beroep behoeft te worden gedaan.

Artikel

25

Hoofdstuk

IV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Dit besluit, dat kan worden aangehaald als ‘Convenantfinancieringsregeling’, treedt in werking op 1 januari 1983.

's-Gravenhage
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C.Brinkman