Besluit van 22 juni 1983, houdende aanwijzing van de rijkseigendommen die in eigendom, beheer en onderhoud overgaan op de gemeente Lelystad en bepaling van de voorwaarden en tijdstippen van overgang

Besluit aanwijzing rijkseigendommen die in eigendom, beheer en onderhoud overgaan op de gemeente Lelystad en bepaling van de voorwaarden en tijdstippen van overgang

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze ministers van Binnenlandse Zaken van 18 mei 1983, nr. FJ83/U927, directoraat-generaal Binnenlands Bestuur, directie Financiën Binnenlands Bestuur, afdeling Financieel-Juridische Zaken, van Verkeer en Waterstaat van 26 mei 1983, nr. A 20455, Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, en van de Staatssecretaris van Financiën van 13 juni 1983, nr. 383-6962, Generale Thesaurie, Directie der Domeinen, Afdeling Rentambten;
Overwegende, dat het wenselijk is ter uitvoering van artikel 13, eerste lid, van de wet van 5 juli 1979 tot instelling van een gemeente Lelystad en nadere vaststelling van de grens van de gemeente Dronten, Stb. 378, aan te wijzen de navolgende binnen het gebied van de gemeente Lelystad en het gebied van de gemeente Dronten gelegen rijkseigendommen die in eigendom, beheer en onderhoud op de gemeente Lelystad overgaan dan wel waarop de gemeente Lelystad een recht van koop verkrijgt:
gronden bestemd tot bouw- en industrieterrein, insteekhavens, stadshoofdwegen, straten, wegen, fietspaden, onderdoorgangen, openbaar groen, plantsoenen, parkeerterreinen, recreatieterreinen, zwembaden, begraafplaats, volkstuinen en andere terreinen, een en ander met opstallen cum annexis, leidingstelsels, viaducten voor fiets- en voetpaden, watergangen met taluds, bruggen, stuwen en duikers, alles gelegen in de stadsgebieden 0.1.1., 0.1.2., 0.4.9., 1.0.0., 1.0.1., 1.0.7., 1.1.1., 1.1.2., 1.1.3., 1.1.4., 1.1.8., 1.2.1., 1.2.2., 1.2.3., 1.2.4., 1.2.5., 1.2.6., 1.3.9., 1.7.1., 1.7.2., 1.7.3., 1.7.4., 1.7.5., 1.7.7., 1.8.1., 2.1.1., 2.1.2., 2.1.3., 2.2.1., 2.2.2., 2.2.3., 2.2.4., 2.2.5., 2.2.6., 2.2.7., 2.2.8., 2.7.1., 2.7.2., 2.7.3., 2.7.5., 3.1.9., 3.2.9., 3.3.9., 3.8.2., 5.1.9., 5.2.9., 5.3.9., en 5.4.9., quartaire wegen en polderwegen (niet-planwegen) en daarbij behorende op- en afritten, duikers, bruggen, paden in wegbermen en wegstrookbeplantingen, alsmede duikers in de Eland- en Wisentweg;
Overwegende, dat het voorts ter uitvoering van genoemde wetsbepaling wenselijk is de voorwaarden en tijdstippen van overgang te bepalen;
Gelet op artikel 13, eerste lid, van voornoemde wet;
De Raad van de gemeente Lelystad gehoord (brief van 20 september 1982, nr. 32982-1);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Voor zover op de dag van de eigendomsovergang nog niet uitgevoerd, verricht het Rijk voor zijn rekening de werkzaamheden die zijn opgenomen in de afwerkprogramma's van het Rijk (Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders en Directie Zuiderzeewerken van het departement van Verkeer en Waterstaat), waarvan de inhoud de gemeente bekend is.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

In dit besluit wordt verstaan onder

  • 1.

    hoofdafvoerleiding: een watergang die hoofdzakelijk dient tot transport van polderwater van de greppels, weg- en kavelsloten naar de vaarten;

  • 2.

    vaart: een watergang die hoofdzakelijk dient tot ontvangst van het polderwater uit de hoofdafvoerleidingen en andere watergangen en tot transport daarvan naar de gemalen aan de rand van de polder;

  • 3.

    brug: een vaste brug met inbegrip van landhoofden, pijlers en grondkegels, gelegen over hoofdafvoerleidingen en vaarten;

  • 4.

    viaduct: een vaste brug met inbegrip van pijlers, gelegen over wegen;

  • 5.

    duiker: een doorlaat voor het transport van water onder een weg of dam door;

  • 6.

    kunstwerken: een verzamelnaam van de werken, genoemd onder 3, 4 of 5.

Artikel

9

Voor zover de op de gemeente in eigendom, beheer en onderhoud overgaande wegen aan één zijde dan wel aan weerszijden grenzen aan percelen die niet in eigendom op de gemeente overgaan, wordt de begrenzing van de wegen gevormd door:

  • 1.

    de hartlijn van de aan de weg grenzende wegsloot dan wel wegsloten, met dien verstande dat voor de gemeente het beheer zich uitstrekt tot de niet aan de wegzijde gelegen insteek van deze sloot of sloten;

  • 2.

    de aan de wegzijde gelegen insteek van een hoofdafvoerleiding of vaart, met dien verstande dat ten aanzien van het onderhoud van het boven water gelegen talud het bepaalde in artikel 11, eerste lid, onder b, van toepassing is.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Vergunning wordt geacht te zijn verleend om de landbouwerven, bossen, beplantingsstroken, natuurterreinen, transformatorhuizen, rioolwaterzuiveringsinstallaties, recreatieobjecten e.d. aan te sluiten en aangesloten te houden op de wegen die in eigendom, beheer en onderhoud op de gemeente overgaan. Het onderhoud van de aansluitingen komt voor rekening van de exploitanten van vorenbedoelde voorzieningen.

Artikel

15

Artikel

16

Onze ministers van Binnenlandse Zaken, van Verkeer en Waterstaat en van Financiën zijn, ieder voor zoveel hem/haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, Rietkerk
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Staatssecretaris van Financiën, H. E. Koning
De Minister van Justitie a.i., G. J. M. Braks