Artikel
1
1
Ambtenaar in de zin van dit besluit is hij, die in burgerlijke rijksdienst is aangesteld om tegen bezoldiging arbeid te verrichten.
2
Dit besluit is niet van toepassing op de ambtenaar, wiens bezoldiging is geregeld
-
a.
bij de wet;
-
b.
bij een algemene maatregel van bestuur tot regeling van de bezoldiging van
-
1°.
de ambtenaren van de buitenlandse dienst;
-
2°.
de politie;
-
3°.
het personeel van de universiteiten en hogescholen, de academische ziekenhuizen, de interuniversitaire instituten en de organen voor postacademisch onderwijs;
-
4°.
het personeel bij het voortgezet onderwijs;
-
5°.
het personeel bij het basisonderwijs en bij het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
-
6°.
leden van het korps van deskundigen voor de technische hulp aan ontwikkelingslanden;
-
7°.
leden van raden, besturen en commissies;
-
1°.
-
c.
krachtens artikel 15 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of een daarmee overeenkomende bepaling van gelijke strekking.
3
Wij behouden Ons voor op de gemeenschappelijke voordracht van Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, andere dan in het vorige lid bedoelde ambtenaren of groepen van ambtenaren uit te zonderen van de toepassing van dit besluit.