Besluit van 22 december 1983, houdende regels over de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing in de jaarrekening van waardering van activa tegen actuele waarde

Besluit waardering activa

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2 mei 1983, nr. 234/683;
Overwegende dat artikel 33 lid 1 van de vierde richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake het vennootschapsrecht van 29 juli 1978 (Pb. 222 van 14 augustus 1978) een lidstaat verplicht om, indien het naar zijn recht is toegestaan materiële of financiële vaste activa of voorraden in de jaarrekening anders te waarderen dan op de grondslag van verkrijgings- of vervaardigingsprijs, de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing van deze methoden nader te regelen, en dat titel 8 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dergelijke waarderingen toestaat;
De Raad van State gehoord, advies van 31 augustus 1983, nr. WO3.83.0272/04.3.34;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 15 december 1983, Stafafdeling wetgeving Privaatrecht, nr. 663/683;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Als actuele waarde waartegen materiële vaste activa, financiële vaste activa en voorraden in de jaarrekening kunnen worden gewaardeerd, komt in aanmerking de vervangingswaarde, bedrijfswaarde of opbrengstwaarde. Deze waarden worden zo nodig geraamd.

Artikel

2

Onder de vervangingswaarde wordt verstaan het bedrag dat nodig zou zijn om in de plaats van een goed dat bij de bedrijfsuitoefening is of wordt gebruikt, verbruikt of voortgebracht, een ander goed te verkrijgen of te vervaardigen dat voor de bedrijfsuitoefening een in economisch opzicht gelijke betekenis heeft.

Artikel

3

Onder de bedrijfswaarde wordt verstaan de waarde, ten tijde van de waardering, van het aan een goed of samenstel van goederen toe te rekenen deel van de netto-omzet die kan worden verkregen met de uitoefening van het bedrijf waartoe het dient of is bestemd.

Artikel

4

Onder de opbrengstwaarde wordt verstaan het bedrag waartegen een goed bestens kan worden verkocht, onder aftrek van de nog te maken kosten.

Artikel

5

Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een goed dat tot de materiële vaste activa behoort, zal worden vervangen door een goed dat voor de bedrijfsuitoefening een in economisch opzicht gelijkwaardige betekenis zal hebben, wordt het gewaardeerd tegen vervangingswaarde.

Artikel

6

Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat goederen die tot de materiële vaste activa behoren, niet zullen worden vervangen, worden zij tegen bedrijfswaarde gewaardeerd, indien zij nog voor de bedrijfsuitoefening dienen of zijn bestemd. Zo niet, dan worden zij gewaardeerd tegen opbrengstwaarde.

Artikel

7

Voor zover mag worden aangenomen dat voorraden zullen worden vervangen, worden zij tegen vervangingswaarde gewaardeerd, maar indien hun opbrengstwaarde lager is, worden zij overeenkomstig artikel 8 gewaardeerd.

Artikel

8

Voor zover niet mag worden aangenomen dat voorraden zullen worden vervangen, worden zij tegen opbrengstwaarde gewaardeerd. Rekening moet worden gehouden met de nog te maken kosten om van de voorraden gerede produkten te maken, voor zover dit nog in het bedrijf zal geschieden.

Artikel

9

In de toelichting moet worden uiteengezet hoe de vervangingswaarde, bedrijfswaarde of opbrengstwaarde is bepaald, waartegen goederen zijn gewaardeerd die bij de bedrijfsuitoefening zijn of worden gebruikt of verbruikt.

Artikel

10

Indien een deelneming tegen netto-vermogenswaarde wordt gewaardeerd, zijn de artikelen 5-9 van toepassing op de waardering van de activa van de rechtspersoon of vennootschap waarin wordt deelgenomen.

Artikel

11

Goederen die opbrengsten kunnen opleveren zonder dat zij in de bedrijfsuitoefening worden gebruikt of verbruikt, worden gewaardeerd tegen opbrengstwaarde.

Artikel

12

Wanneer de opbrengstwaarde van de in artikel 11 bedoelde goederen wordt geraamd, moet worden toegelicht:

  • a.

    welke wijze van raming is toegepast,

  • b.

    indien reeds voor de balansdatum is geraamd: hoe oud de raming is,

  • c.

    indien de raming is afgeleid van het verwachte rendement, welke verwachtingen de rechtspersoon daaromtrent heeft en welke rentevoet is toegepast.

Artikel

13

Artikel

14

Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit waardering activa".

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes