Besluit van 25 juni 1984, tot vaststelling van regelen met betrekking tot de overgang van wetenschappelijk personeel bij de rijksuniversiteiten, rijkshogescholen en interuniversitaire instituten naar functies van universitair docent en universitair hoofddocent

Overgangsregeling universitair wetenschappelijk personeel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze minister van onderwijs en wetenschappen, gedaan mede namens Onze minister van landbouw en visserij, van 5 juni 1984, nr. 436.725; stafdirectie Algemene Personele Zaken Wetenschappen;
Gelet op artikel 125, eerste lid van de Ambtenarenwet 1929, de artikelen 36, derde lid en 64, eerste lid van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs en artikel 3 van de Wet Rijksuniversiteit Limburg;
De Raad van State gehoord (advies van 8 juni 1984, nr. W05.84 0252b/08.4.23);
Gezien het nader rapport van Onze minister van onderwijs en wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze minister van landbouw en visserij, van 19 juni 1984, nr. 436 984 stafdirectie Algemene Personele Zaken Wetenschappen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Het Koninklijk besluit van 25 februari 1975, Stb. 81, houdende regelen met betrekking tot de aanstelling in tijdelijke dienst op proef van een bepaalde categorie der wetenschappelijke medewerkers als bedoeld in artikel 63, tweede lid, onder f, van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, wordt ingetrokken, met dien verstande dat het gelding behoudt ten aanzien van de ambtenaar die met toepassing van artikel 2, eerste lid van dat besluit is aangesteld voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel

9

Dit besluit kan worden aangehaald als Overgangsregeling universitair wetenschappelijk personeel.

Artikel

10

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1984.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De minister van onderwijs en wetenschappen, W. J. Deetman
De minister van landbouw en visserij, G. J. M. Braks
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes