Wet van 25 juni 1984, houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen

Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen omtrent het houden van legkippen en daarbij tevens regelen te stellen omtrent het vervangen van het huidige systeem van legbatterijen door een meer op het welzijn van legkippen gericht huisvestingssysteem;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;

  • b.

    legkip: de legrijpe hen van de soort Gallus Gallus die gehouden wordt ten behoeve van de produktie van consumptie-eieren;

  • c.

    kooi: ruimte bestemd voor het houden van een of meer legkippen;

  • d.

    kooi-oppervlakte: de oppervlakte van het door de wanden van de kooi of het denkbeeldig verlengde ervan begrensde horizontale vlak dat het vloer- of grondvlak in de kooi op het hoogste punt raakt;

  • e.

    voederbaklengte: de lengte van de voor een legkip in of vanuit de kooi toegankelijke zijde of zijden van de voederbak.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

9

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Landbouw en Visserij, A. Ploeg
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes