Wet van 5 september 1984, houdende regelen ter bevordering van de stads- en dorpsvernieuwing

Wet op de stads- en dorpsvernieuwing

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is bij de wet enige regelen te stellen ter bevordering van de stads- en dorpsvernieuwing;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

De in deze wet voorziene algemene maatregelen van bestuur treden niet eerder in werking dan twee maanden na de dagtekening van het Staatsblad, waarin de desbetreffende besluiten zijn geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld aan de Staten-Generaal mededeling gedaan.

Hoofdstuk

II

Het regeringsbeleid inzake de stadsvernieuwing

Artikel

3

Artikel

4

Vervallen

Hoofdstuk

III

Het beleid der provincie

Artikel

5

Artikel

6

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Gemeentelijke stadsvernieuwingsmaatregelen

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

7

Afdeling

2

Het betrekken van de bevolking bij gemeentelijke stadsvernieuwingsmaatregelen

Artikel

8

Vervallen

Afdeling

3

Leefmilieuverordening

Artikel

9

Artikel

11

Vervallen

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

De verordening wordt bekendgemaakt binnen vier weken na de dag waarop het besluit tot goedkeuring is bekendgemaakt dan wel het besluit tot goedkeuring ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geacht wordt te zijn genomen. Hiervan wordt mededeling gedaan aan gedeputeerde staten.

Artikel

16

Planologische maatregelen welke gelden in een gebied waarvoor een leefmilieuverordening tot stand is gekomen, blijven - behoudens intrekking - van kracht voorzover zij niet met die verordening in strijd zijn.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Voor een gebied waarvoor een leefmilieuverordening geldt, worden door burgemeester en wethouders voorschriften gegeven omtrent:

  • a.

    de inrichting van aanvragen om sloopvergunning;

  • b.

    de overdraagbaarheid van deze vergunning.

Artikel

25

De artikelen 20-24 zijn van overeenkomstige toepassing op die delen van de gemeente waarvoor een ontwerp voor een leefmilieuverordening ter inzage is gelegd of een zodanige verordening is vastgesteld, met dien verstande echter, dat het verbod om zonder vergunning te slopen van rechtswege vervalt, indien de termijn bedoeld in artikel 12 is overschreden dan wel Gedeputeerde Staten goedkeuring aan de verordening hebben onthouden.

Artikel

26

Het verlenen van een bouwvergunning voor een bouwwerk, dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen een gebied, waar het op grond van artikel 20 dan wel 25 verboden is om zonder vergunning te slopen en dat sloping van een bestaand bouwwerk zou medebrengen, kan afhankelijk worden gesteld van een bankgarantie ten bedrage van ten hoogste eenvijfde gedeelte van de door burgemeester en wethouders geschatte bouwkosten.

Artikel

27

Artikel

28

De eigenaar van grond of de rechthebbende op een beperkt recht waaraan grond is onderworpen, die geheel of gedeeltelijk is gelegen in een gebied, waar het op grond van artikel 20 dan wel 25 verboden is zonder vergunning te slopen en waarop door zijn toedoen zonder vergunning een bouwwerk is gesloopt, is, indien bouwvergunning kan worden verleend voor een in de plaats van het gesloopte bouwwerk op te richten bouwwerk, verplicht deze vergunning binnen zes maanden na de sloop aan te vragen. Burgemeester en wethouders kunnen deze termijn op verzoek van de eigenaar verlengen. Artikel 27, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

29

Artikel

30

Afdeling

4

Stadsvernieuwingsplan

Artikel

31

Een stadsvernieuwingsplan strekt tot behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van het daarin begrepen gebied. Het wordt voor de toepassing van deze en andere wetten gelijkgesteld met een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De hoofdstukken IV, V, VII, VIII en IXA van de Wet op de Ruimtelijke Ordening alsmede hoofdstuk IV van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in de hoofdstukken IV en V van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in plaats van "de provinciale planologische commissie" telkenmale wordt gelezen: de provinciale stadsvernieuwingscommissie en zo nodig de provinciale planologische commissie.

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

36

In het gebied, dat is begrepen in een stadsvernieuwingsplan is het verboden te slopen zonder vergunning van burgemeester en wethouders. De artikelen 20-28 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

37

De gemeenteraad kan voor het in een stadsvernieuwingsplan begrepen gebied een overeenkomstig besluit nemen als bedoeld in artikel 29. De leden 1-4 van genoemd artikel zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling

5

Nadere voorschriften

Artikel

38

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven zowel omtrent de voorbereiding en de inhoud van een leefmilieuverordening als omtrent de voorbereiding, de vormgeving en de inrichting van stadsvernieuwingsplannen met inbegrip van het in artikel 33 bedoelde uitvoeringsschema.

Hoofdstuk

V

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

41a

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

42a

Vervallen

Artikel

42b

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Dwang- en strafbepalingen

Artikel

44

Indien toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen leidt tot sloping van bouwwerken, worden overblijvende materialen in het openbaar verkocht, tenzij, naar redelijke verwachtingen, bij onderhandse verkoop een hogere opbrengst kan worden verkregen. De opbrengst wordt, na aftrek van de kosten van sloping en verkoop, aan de rechthebbende uitgekeerd.

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Overtreding van artikel 20 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

47

Artikel

48

De in de artikelen 46 en 47 bedoelde strafbare feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel

49

Artikel

50

Bij het opsporen van een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 46 en 47, hebben de in artikel 49 bedoelde ambtenaren toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Hoofdstuk

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Afdeling

1

Overgangsbepalingen

Artikel

51

Artikel

52

Zolang geen uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 24 zijn met betrekking tot de inrichting van aanvragen om en de overdraagbaarheid van sloopvergunning de overeenkomstige bepalingen uit de bouwverordening betreffende bouwvergunningen van toepassing.

Artikel

53

Vervallen

Afdeling

2

Slotbepalingen

Artikel

55

Artikel

55a

Artikel

56

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

57

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

58

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

59

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, G. Ph. Brokx
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes