Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985

De staatssecretaris van Landbouw en Visserij,
Overwegende dat uitvoering dient te worden gegeven aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 26 juni 1964, inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees, no. 64/433/EEG (PbEG L 121), zoals deze is gewijzigd bij Richtlijn van de Raad van 7 februari 1983, no. 83/90/EEG (PbEG L 59);
Gezien de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1972, inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees, no. 72/461/EEG (PbEG L 302);
Gelet op de artikelen 68 en 70, tweede lid, van de Veewet (Stb. 1920, 153);
Gehoord het Landbouwschap, het Produktschap voor Vee en Vlees en de Centrale Organisatie voor de Vleesgroothandel;

Besluit:

Hoofdstuk

I

Begripsomschrijving

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vers vlees (PbEG 1964, L 121);

richtlijn 72/461/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1972 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees (PbEG L 302);

richtlijn 77/96/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1976, inzake het opsporen van trichinen bij de invoer van vers vlees van varkens, huisdieren, uit derde landen (PbEG 1977, L 26);

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vleesprodukten en bepaalde andere produkten van dierlijke oorsprong (PbEG 1977, L 26);

richtlijn 2001/89/EG:

richtlijn van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (PbEG L 316/5).

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1988 tot vaststelling van de eisen voor de produktie van en het handelsverkeer in gehakt, vlees in stukken van minder dan 100 gram en vleesbereidingen en tot wijziging van de richtlijnen 64/433/EEG, 71/118/EEG en 72/462/EEG (PbEG, L 382);

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 395);

richtlijn 91/495/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 1990, inzake gezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijke voorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van konijnevlees en vlees van gekweekt wild (PbEG L 268);

richtlijn nr. 97/78/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG 1998, L 24).

beschikking 2001/471/EG:

beschikking 2001/471/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 juni 2001 tot vaststelling van voorschriften voor het regelmatig doen controleren van de algemene hygiëne door de exploitanten in inrichtingen overeenkomstig richtlijn 64/433/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees en richtlijn 71/118/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van de productie en het in de handel brengen van vers vlees van pluimvee (PbEG L 165);

verordening 999/2001/EG:

verordening nr. 999/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001, houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën;

verordening 136/2004/EG:

verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PbEU L 21);

Minister:

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

VWA:

de Voedsel en Waren Autoriteit, ingesteld bij besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 juli 2002 (Stcrt. 127);

officiële dierenarts:

door de bevoegde centrale autoriteit van het land van verzending aangewezen dierenarts;

vee:

runderen, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren, voor zover de dieren als huisdieren worden gehouden;

kalf:

rund met een geslacht gewicht van ten hoogste 175 kg, dat nog geen vaste tanden heeft;

nuchter kalf:

rund met een gewicht beneden 60 kg, onderscheidenlijk een geslacht gewicht beneden 35 kg;

vers vlees:

alle voor menselijke consumptie geschikte delen van vee, ook vacuüm of in gecontroleerde atmosfeer verpakt, die, buiten de koudebehandeling, geen behandeling ter bevordering van de houdbaarheid hebben ondergaan;

separatorvlees:

vlees dat machinaal is afgescheiden van beenderen met daaraan vastzittend vlees, met uitzondering van kopbeenderen, poten onder het voorkniegewricht, respectievelijk het spronggewicht, alsmede varkensstaarten, bestemd voor de verwerking tot vleesprodukten als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van richtlijn 77/99/EEG;

gehakt:

vlees als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, subonderdeel a, van richtlijn 88/657/EEG, niet zijnde een produkt dat een van de behandelingen heeft ondergaan, genoemd in artikel 2, onderdeel f, van richtlijn 77/99/EEG en dat niet meer de kenmerken van vers vlees heeft;

vlees in stukken van minder dan 100 gram:

vlees als bedoeld in artikel 2, subonderdeel b, van richtlijn 88/657/EEG, niet zijnde een produkt dat een van de behandelingen heeft, ondergaan, genoemd in artikel 2, onderdeel f, van richtlijn 77/99/EEG en dat niet meer de kenmerken van vers vlees heeft;

vleesbereidingen:

bereidingen van vlees als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, subonderdeel c, van richtlijn 88/657/EEG, niet zijnde een produkt dat een van de behandelingen heeft ondergaan, genoemd in artikel 2, onderdeel f, van richtlijn 77/99/EEG en dat niet meer de kenmerken van vers vlees heeft;

gekweekt wild:

niet als huisdier beschouwde landzoogdieren, niet zijnde konijnen of hazen, die niet worden vermeld in artikel 1, eerste lid, van richtlijn 64/433/EEG en die worden gehouden als huisdieren. Niet-gedomesticeerde zoogdieren die leven op een afgesloten gebied onder soortgelijke omstandigheden ten aanzien van vrijheid als wild worden evenwel niet als gekweekt wild beschouwd;

vlees van gekweekt wild:

alle voor menselijke consumptie geschikte delen van gekweekt wild;

karkas:

uitgebloed geheel slachtdier als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van richtlijn 64/433/EEG;

slachtafval:

vers vlees dat geen deel uitmaakt van een karkas, ook indien het op natuurlijke wijze met het karkas verbonden blijft;

onmiddellijke verpakking:

het beschermen van vers vlees door middel van een eerste omhulsel dat, of een eerste transportverpakking die, rechtstreeks in contact komt met het betrokken verse vlees, alsmede het eerste omhulsel of de eerste transportverpakking zelf;

eindverpakking:

het plaatsen van vers vlees in onmiddellijke verpakking in een tweede transportverpakking, alsmede de transportverpakking zelf;

werkplaats:

uitsnijderij of inrichting voor de produktie van gehakt of vlees in stukken van minder dan 100 gram, onderscheidenlijk werkplaats voor vleesbereidingen;

zelfstandige produktie-eenheid:

werkplaats die zich noch in de lokalen noch in een bijgebouw van een overeenkomstig richtlijn 64/433/EEG of 77/99/EEG erkende inrichting bevindt;

herverpakkingscentrum:

werkplaats of opslagplaats waar vlees, voorzien van een onmiddellijke verpakking en bestemd te worden uitgevoerd naar een lid-staat of Noorwegen, opnieuw wordt bijeengebracht of herverpakt;

partij:

eenzelfde hoeveelheid vlees van dezelfde aard waarvoor – voor zover voorgeschreven - eenzelfde veterinair certificaat of document geldt, die met hetzelfde vervoermiddel wordt vervoerd van één inrichting naar eenzelfde plaats van bestemming;

lid-staat:

lid-staat van de Europese Unie, niet zijnde Nederland;

derde land:

land, niet zijnde Nederland en niet zijnde een lid-staat,

richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964, inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L121);

verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juli 2000 (PbEG L 204) tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van de Europese Unie;

e. I&R-systeem rund:

gecomputeriseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 5 van verordening 1760/2000;

verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);

verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268).

Hoofdstuk

II

Eisen waaraan met betrekking tot vers vlees, afkomstig van in Nederland geslachte dieren, bij uitvoer moet zijn voldaan

Artikel

2

Artikel

3

De eisen, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de Veewet zijn voor vers vlees van in Nederland geslachte dieren in kleinere delen dan bedoeld in de aanhef van het eerste lid van artikel 2 de volgende:

  • a.

    het vlees moet zijn uitgesneden of uitgebeend dan wel van een onmiddellijke verpakking zijn voorzien in een overeenkomstig artikel 9 erkende uitsnijderij;

  • b.

    het vlees moet zijn gesneden uit vlees ten aanzien waarvan is voldaan aan het bepaalde in artikel 2, met dien verstande dat, indien het vlees

    • 1.

      met inachtneming van het bepaalde in nummer 46, onderdeel d, van hoofdstuk IX van bijlage I van richtlijn 64/433/EEG warm wordt uitgesneden dan wel

    • 2.

      indien het rund- of varkensvlees betreft, in afwijking van het bepaalde in nummer 46, onderdeel d, van hoofdstuk IX van bijlage I van richtlijn 64/433/EEG wordt uitgesneden onder de voorwaarden, vastgesteld in de bijlage van Beschikking 87/260/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 april 1987, waarbij aan Nederland een afwijking wordt toegestaan en de gelijkwaardige gezondheidsvoorwaarden worden vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij het uitsnijden van vers vlees (PbEG L 123),

    het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, voor zover het betrekking heeft op de opslag van het vlees, niet geldt;

  • c.

    behoudens het geval, bedoeld in onderdeel b, sub 2, moet het vlees zijn uitgesneden of uitgebeend dan wel van een onmiddellijke verpakking zijn voorzien en verkregen overeenkomstig hoofdstuk IX van bijlage I van richtlijn 64/433/EEG;

  • d.

    het vlees moet zijn opgeslagen overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel B, sub c, van richtlijn 64/433/EEG;

  • e.

    het vlees moet zijn gekeurd door een officiële dierenarts, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onderdeel B, sub d, van richtlijn 64/433/EEG;

  • f.

    het vlees moet op bevredigende hygiënische wijze worden behandeld overeenkomstig de hoofdstukken V en VII van bijlage I van richtlijn 64/433/EEG en moet ter zake van de onmiddellijke en eindverpakking voldoen aan hoofdstuk XII van bijlage I van die richtlijn;

  • g.

    terzake van slachtafvallen moet zijn voldaan aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onderdeel C, van richtlijn 64/433/EEG;

  • h.

    terzake van vers vlees dat overeenkomstig richtlijn 64/433/EEG in een op grond van artikel 9 erkend koel- of vrieshuis is opgeslagen en nadien geen andere behandeling dan voor opslag heeft ondergaan, moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 3, onderdeel D, eerste alinea, sub a, en tweede alinea, van richtlijn 64/433/EEG;

  • i.

    vers vlees en slachtafvallen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van richtlijn 64/433/EEG, moeten, na verwijdering van de voor consumptie ongeschikte delen, een koudebehandeling ondergaan.

  • j.

    het vlees onderscheidenlijk de vlees bereidingen mag onderscheidenlijk mogen niet zijn:

    • 1.

      separatorvlees, tenzij dit vlees een warmtebehandeling overeenkomstig richtlijn 77/99/EEg ondergaat;

    • 2.

      gehakt of vlees in stukken van minder dan 100 gram, van eenhoevigen;

    • 3.

      gehakt dat slachtafvallen bevat;

    • 4.

      van of met separatorvlees verkregen gehakt, vlees in stukken van minder dan 100 gram en vleesbereidingen.

    • 5.

      voorzover het vlees afkomstig is van runderen, schapen of geiten;

      • separatorvlees afkomstig van beenderen als bedoeld in bijlage XI, hoofdstuk A, punt 3, van verordening 999/2001/EG;

      • vlees van dieren die de in bijlage XI, hoofdstuk A, punt 4, van verordening 999/2001/EG bedoelde vernietiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel hebben ondergaan;

      • vlees van dieren waarbij het gespecificeerd risicomateriaal als bedoeld in bijlage XI, hoofdstuk A, punt 1, onder a, van verordening 999/2001/EG, voorzover van toepassing, niet overeenkomstig bijlage XI, hoofdstuk A, punt 5, 10 en 11, van verordening 999/2001/EG is verwijderd met dien verstande dat bij vlees van vóór 12 april 2001 uitgesneden of uitgebeende runderen ouder dan twaalf maanden de wervelkolom, inclusief achterwortelganglia, met uitzondering van de staartwervels, niet behoeft te worden verwijderd;

  • k.

    het vlees moet zijn vervoerd overeenkomstig hoofdstuk XV van bijlage I van richtlijn 64/433/EEG, met dien verstande dat voor zover het betreft gehakt, vlees in stukken van minder dan 100 gram of vleesbereidingen, het vervoer moet geschieden met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk VIII van bijlage I van richtlijn 88/657/EEG;

  • l.

    voor zover het betreft gehakt, vlees in stukken van minder dan 100 gram en vleesbereidingen, dient:

    • 1.

      het vlees te voldoen aan het bepaalde in de onderdelen a tot en met k;

    • 2.

      de bereiding plaats te vinden in een overeenkomstig artikel 9, vierde lid, erkende werkplaats;

    • 3.

      op de verpakking het keurmerk voor te komen overeenkomstig hoofdstuk VII van bijlage I van richtlijn 88/657/EEG;

    • 4.

      op de verpakking voor controledoeleinden, zichtbaar en leesbaar, naast de in richtlijn 79/112/EEG voorgeschreven gegevens de volgende gegevens te zijn vermeld:

      • de diersoort of de diersoorten waarvan het vlees afkomstig is en, in geval van een mengsel, het percentage van elke soort, voor zover dat niet duidelijk blijkt uit de verkoopbenaming van het produkt;

      • de datum van de bereiding;

      • de vermelding ‘vetpercentage lager dan …’;

      • de vermelding ‘verhouding collageen/vleeseiwit minder dan …’;

    • 5.

      onverminderd de subonderdelen 3 en 4, bij vlees dat is verpakt in handelsporties die bestemd zijn voor rechtstreekse verkoop aan de verbruiker op de verpakking zelf of op een op de verpakking bevestigd etiket een reproduktie van het in subonderdeel 3 voorgeschreven keurmerk voor te komen. Daarin moet het erkenningsnummer van de betrokken inrichting staan. De in richtlijnen 64/433/EEG en 77/99/EEG voorgeschreven afmetingen gelden niet voor de reproduktie van het keurmerk, op voorwaarde dat de verplichte vermeldingen leesbaar blijven;

  • m.

    voor zover het betreft gehakt dient onverminderd het bepaalde in onderdeel l:

    • 1.

      de bereiding, verpakking en opslag plaats te vinden overeenkomstig hoofdstuk III van bijlage I van richtlijn 88/657/EEG;

    • 2.

      de benaming ‘gehakt van mager vlees’ of ‘gehakt’, eventueel verbonden met de naam van de diersoort waarvan het vlees afkomstig is, slechts gebruikt te worden voor produkten die bestemd zijn voor de eindverbruiker welke voldoen aan de eisen van bijlage II, punt I, van richtlijn 88/657/EEG;

    • 3.

      voor zover het vlees bestemd is voor een lidstaat of Noorwegen voldaan te zijn aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, aanhef, en onderdelen a tot en met d, van richtlijn 88/657/EEG;

  • n.

    voor zover het betreft vlees in stukken van minder dan 100 gram dient onverminderd het bepaalde in onderdeel I:

    • 1.

      de bereiding, verpakking en opslag plaats te vinden overeenkomstig hoofdstuk II van bijlage I van richtlijn 88/657/EEG;

    • 2.

      voor zover het vlees bestemd is voor een lidstaat of Noorwegen voldaan te zijn aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, aanhef, en onderdelen a tot en met d, van richtlijn 88/657/EEG;

  • o.

    voor zover het betreft vleesbereidingen dient onverminderd het bepaalde in onderdeel l:

    • 1.

      de bereiding, verpakking en opslag plaats te vinden overeenkomstig hoofdstuk IV van bijlage I van richtlijn 88/657/EEG;

    • 2.

      voor zover de vleesbereidingen gehakt of vlees in stukken van minder dan 100 gram bevatten en bestemd zijn voor een lidstaat of Noorwegen voldaan te zijn aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, aanhef, en onderdelen a tot en met e, van richtlijn 88/657/EEG;

  • p.

    voor zover het vlees betreft dat in een op grond van artikel 9 erkend herverpakkingscentrum, nadat de eindverpakking is verwijderd, opnieuw van een eindverpakking is voorzien, is voldaan aan artikel 3, eerste lid, onderdelen A tot en met D, van richtlijn 64/433/EEG;

  • q.

    voor zover van toepassing wordt voldaan aan verordening 999/2001/EG;

  • r.

    is voldaan aan:

    • 1°.

      de artikelen 4, eerste, tweede en zesde lid, 8, eerste lid, 9, eerste en derde lid, en 13 van verordening 1829/2003;

    • 2°.

      de artikelen 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, en 5, eerste en tweede lid, van verordening 1830/2003.

Artikel

4

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk V van bijlage 1 van richtlijn 64/433/EEG moet bij het slachten en uitsnijden alsmede bij de verdere behandeling van het vlees het volgende in acht worden genomen:

  • a.

    personeel, dat slacht of bij het slachten behulpzaam is moet deze werkzamheden uitoefenen in een overall van een andere kleur dan wit; personeel, dat vlees be- of verwerkt dan wel verlaadt of daarbij behulpzaam is, moet deze werkzaamheden uitoefenen in een witte overall of witte jas; wordt over de overall of jas een schort gedragen dat dient dit schort van plastic of ander gemakkelijk te reinigen materiaal en van lichte kleur te zijn;

  • b.

    het onder a bedoelde personeel mag, behalve in verband met zijn werkzaamheden, de inrichting niet in zijn werkkleding verlaten.

Artikel

5

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk VII van bijlage I van richtlijn 64/433/EEG moet bij het slachten het volgende in acht worden genomen:

  • a.

    behalve bij varkens, nuchtere kalveren, schapen en geiten moet van alle geslachte dieren de kop van de romp worden gescheiden, tenzij de ambtenaar dit niet wenselijk acht;

  • b.

    melkgevende of kennelijk ziekelijk veranderde uiers moeten zonder voorafgaande verwijdering van de spenen terstond na het onthuiden onderscheidenlijk ontharen van de dieren worden gescheiden en in afwachting van de keuring zodanig worden opgehangen, dat bezoedeling van het andere vlees niet mogelijk is;

  • c.

    tongen van runderen worden verzameld overeenkomstig bijlage XI, Hoofdstuk A, punt 6, van verordening 999/2001/EG;

  • d.

    kopvlees van runderen ouder dan 12 maanden wordt verzameld overeenkomstig bijlage XI, Hoofdstuk A, punt 7, 9 en 10, onderdeel c, van verordening 999/2001/EG;

  • e.

    de Minister is de bevoegde autoriteit tot het verlenen van een erkenning als bedoeld in bijlage XI, hoofdstuk A, punt 7 en punt 10, van verordening 999/2001/EG, welke erkenning wordt aangevraagd bij de VWA.

Artikel

6

Vervallen

Hoofdstuk

III

Eisen waaraan met betrekking tot ingevoerd vers vlees bij uitvoer moet zijn voldaan

Artikel

7

Hoofdstuk

IV

Erkenning van exportslachthuizen, uitsnijderijen, werkplaatsen en koel- en vrieshuizen

Artikel

9

Artikel

9a

Hoofdstuk

V

Voorschriften omtrent de keuring en het aanbrengen van het merk

Artikel

10

Artikel

10a

Vervallen

Artikel

11

Artikel

11a

Artikel

12

Hoofdstuk

VI

Eisen met betrekking tot de uitvoer onderscheidenlijk het vervoer in het kader van de uitvoer van vlees van gekweekt wild

Artikel

12a

Artikel

12b

Artikel

12c

Hoofdstuk

VII

Overige bepalingen

Artikel

12d

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

13b

De Minister kan ontheffing verlenen van het bepaalde in deze regeling. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel

13c

Deze regeling is niet van toepassing op:

Artikel

14

's-Gravenhage
De staatssecretaris van Landbouw en Visserij,
Voor deze,
De secretaris-generaal, G. J. vanDinter

Bijlage

I

De minimale frequentie van het steekproefsgewijze onderzoek, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, is de volgende:

  • Runderen, jonger dan 2 jaar.

    Startfase: De monsterneming geschiedt bij 0,10% van het aantal geslachte dieren.

    Intensieve fase: De monsterneming geschiedt bij 0,15% van het aantal geslachte dieren.

    Routinefase: De monsterneming draagt in evenredigheid bij aan het landelijke totaal van 300 monsters per jaar.

  • Runderen met een leeftijd van 2 jaar of ouder.

    Startfase: De monsterneming draagt in evenredigheid bij aan het landelijke totaal van 700 monsters per jaar.

    Intensieve fase: De monsterneming geschiedt bij 0,25% van het aantal geslachte dieren.

    Routinefase: De monsterneming draagt in evenredigheid bij aan het landelijke totaal van 300 monsters per jaar.

  • Varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren.

    Startfase: De monsterneming draagt in evenredigheid bij aan het landelijke totaal van 700 monsters per jaar, verdeeld over de verschillende diersoorten.

    Intensieve fase: De monsterneming bij de diersoort, ter zake waarvan de intensieve fase van kracht is, draagt in evenredigheid bij aan het dubbele van het voor die diersoort geldende landelijke totaal van monsters per jaar in de routinefase echter met dien verstande dat de monsterneming bij ten minste 0,1% van het aantal geslachte dieren van de betrokken diersoort plaatsvindt.

    Routinefase: De monsterneming draagt in evenredigheid bij aan het landelijke totaal van 300 monsters per jaar, verdeeld over de verschillende diersoorten.

De startfase gaat in met ingang van 24 februari 1988. Voorts gaat de startfase in na één of meer positieve bevindingen in de routinefase.

De intensieve fase gaat in na één of meer positieve bevindingen per 1000 onderzochte monsters gedurende een periode van 6 maanden in de startfase en geldt uitsluitend voor de stof waarop de positieve bevinding betrekking heeft. De intensieve fase wordt uitgevoerd in het werkgebied van de kring van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees waarin het bedrijf is gelegen waarvan het dier afkomstig is dat een positieve bevinding heeft opgeleverd. De monsters die tijdens de intensieve fase worden genomen, dienen tevens voor het onderzoek op de stoffen waarvoor de startfase geldt.

De routinefase gaat in wanneer gedurende één jaar bij het onderzoek bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Regeling uitvoer vers vlees 1985 geen positieve bevindingen zijn gedaan, met dien verstande dat de routinefase voor de onderscheiden groep dieren dan wel diersoort niet ingaat wanneer het onderzoek, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van het Onderzoekingsregulatief (Stcrt. 1957, 55) leidt tot afkeuring van het vlees overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van het Keuringsregulatief (Stcrt. 19768, 201).

Bijlage

II

behorende bij de Regeling uitvoer vers vlees 1985

Het onderzoek naar de aanwezigheid van de stoffen, bedoeld in de laatste zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel i, onder 1, 2 en 3, van de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985, vindt plaats aan de hand van een eerste onderzoek, en wanneer het resultaat daarvan de ondergenoemde identificatiegrens overschrijdt, een bevestigingsonderzoek volgens de volgende methoden met dien verstande, dat, indien in urine van varkens en eenhoevige dieren (epi-)nortestosteron is aangetoond, een bevestigingsonderzoek niet plaats vindt:

Diethylstilboestrol

} Urine

} Gas Chromatografie met Massaselectieve Detectie

2 ppb

} Gas Chromatografie met Massa-Spectometrische Detectie

Diënoestrol

2 ppb

Ethinyl-oestradiol

2 ppb

Hexoestrol

2 ppb

B-Trenbolon/

Epi-Trenbolon

2 ppb

Methyltestosteron

2 ppb

(epi-)Nortestosteron

2 ppb

(epi-)Zeranol/

Zearalanon

2 ppb

Thio-uracil

} Urine

Dunnelaag Chromatografie (1- dimensionaal)

50 ppb

} Dunnelaag Chromatografie (2 dimensionaal)

Methyl-thio-uracil

50 ppb

Propyl-thio-uracil

50 ppb

Tapazol

100 ppb