Wet van 11 september 1985, houdende regelen met betrekking tot de oprichting van de Postbank N.V.

Postbankwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Staat der Nederlanden overgaat tot oprichting van de naamloze vennootschap Postbank N.V. waarin de vermogensbestanddelen van de Staat welke kunnen worden toegerekend aan de Postcheque- en Girodienst en de vermogensbestanddelen van de Rijkspostspaarbank worden ingebracht en dat ingevolge artikel 40 van de Comptabiliteitswet 1976 (Stb. 671) voor de oprichting van deze vennootschap machtiging bij wet is vereist;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Ten aanzien van de in artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, bedoelde vermogensbestanddelen welke in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van Onze Minister van Financiën aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Hoofdstuk

III

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

12a

Aan de Postbank NV wordt de uitvoering opgedragen van de voor Nederland bindende verplichtingen ter zake van de postwissels en de reispostbons, de postchequedienst, de internationale spaarbankdienst en de overmaking van verrekenbedragen, die voortvloeien uit de akten van de Wereldpostunie, bedoeld in de Postwet 2009.

Hoofdstuk

IV

Artikel

13

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

14

Ten aanzien van de Postbank N.V. bedraagt de vennootschapsbelasting, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, over de eerste zes boekjaren het hierna aangegeven deel van de op de voet van dat artikel berekende belasting:

over het eerste jaar: 37/48;

over het tweede jaar: 38/48;

over het derde jaar: 39/48;

over het vierde jaar: 41/48;

over het vijfde jaar: 43/48;

over het zesde jaar: 45/48.

Artikel

16

Ten aanzien van de Postbank N.V. wordt voor de berekening van de investeringsbijdragen en de desinvesteringsbetalingen ter zake van bedrijfsmiddelen waarin de investering plaatsvindt in een jaar waarop artikel 14 van toepassing is, in afwijking in zoverre van het bepaalde in Hoofdstuk VA van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 519), het investeringsbedrag onderscheidenlijk de overdrachtsprijs slechts voor een zodanig gedeelte in aanmerking genomen als overeenkomt met het voor het jaar van investering in artikel 14 aangegeven deel ter berekening van de over dat jaar verschuldigde vennootschapsbelasting.

Artikel

17

Ter zake van de verkrijging door de Postbank N.V. van de bezittingen van de Staat, betrekking hebbend op de Postcheque- en Girodienst en de bezittingen van de Rijkspostspaarbank, blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

Hoofdstuk

V

Artikel

18

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

19

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

20

Artikel

21

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

22

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

23

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

24

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

25

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

26

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

27

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

28

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

29

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

30

De Girowet 1936 (Stb. 307) wordt ingetrokken.

Artikel

31

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

32

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

33

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

34

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Slotbepaling

Artikel

35

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, O. Ruding
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Minister van Justitie a.i., Rietkerk