Artikel
1
1
Dit besluit neemt over de begrippen van de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299) en verstaat onder "wet": Landinrichtingswet.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Dit besluit neemt over de begrippen van de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299) en verstaat onder "wet": Landinrichtingswet.
Gedeputeerde staten benoemen de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter en overige leden van de landinrichtingscommissie na overleg met in ieder geval:
de betrokken colleges van burgemeester en wethouders en de betrokken dagelijkse besturen van de waterschappen;
de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap;
de door hen representatief geachte organisaties op het gebied van de natuur en het landschap.
Adviserende leden worden op grond van hun deskundigheid door gedeputeerde staten benoemd.
Gedeputeerde staten kunnen een lid schorsen; zij geven hiervan bericht aan Onze Minister.
Gedeputeerde staten kunnen aan een lid al dan niet op zijn verzoek tussentijds ontslag verlenen.
Voor geconvoceerde vergaderingen en de daaruit voortvloeiende terreinbezoeken en werkbesprekingen, zowel binnen als buiten het betrokken gebied worden, voor zover het Vacatiegeldenbesluit 1988 ( Stb. 205) dit niet uitsluit, met inachtneming van de volgende bepalingen overeenkomstig de bijlage vergoedingen verstrekt.
In geval van herinrichting, die geheel of gedeeltelijk met inbegrip van herverkaveling plaatsvindt, en in geval van ruilverkaveling en van aanpassingsinrichting, ontvangen:
de voorzitter dan wel de plaatsvervangende voorzitter:
een dagvergoeding te rekenen vanaf:
hun benoeming tot het kwartaal waarin het landinrichtingsplan of het eerste gedeelte daarvan formeel in uitvoering kan worden genomen;
het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de terinzagelegging van de lijst der geldelijke regelingen plaatsvindt tot de sluiting van de lijst der geldelijke regelingen, bedoeld in artikel 217 van de wet;
een vaste vergoeding per jaar vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal waarop het landinrichtingsplan of het eerste gedeelte daarvan formeel in uitvoering kan worden genomen tot en met het kwartaal, waarin de terinzagelegging van de lijst der geldelijke regelingen plaatsvindt;
de overige leden een dagvergoeding vanaf hun benoeming tot de sluiting van de lijst der geldelijke regelingen, bedoeld in artikel 217 van de wet.
In geval leden met een hoofdberoep in de landbouw voor hun bedrijfsvoering een beroep moeten doen op een bedrijfsverzorger in de perioden van de wenszitting, de bezwarenbehandeling van het plan van toedeling en de bezwarenbehandeling van de lijst der geldelijke regelingen, kunnen zij, voor zover zij geen vaste vergoeding ontvangen, aanspraak maken op een onkostenvergoeding terzake van vervangende arbeid. Deze vergoeding treedt in de plaats van het vacatiegeld, bedoeld in de bijlage.
De landinrichtingscommissie dient met betrekking tot de in het vierde lid bedoelde vergoeding een met redenen omkleed verzoek in bij Onze Minister die op het verzoek beslist.
Indien de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299) in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.
1. De dagvergoeding bestaat uit:
vacatiegeld van € 67,55 per hele dag of gedeelte daarvan;
reis-, verblijf- en andere kosten binnen het gebied, waarvoor een vergoeding wordt verstrekt van € 18,90 per hele en € 8,03 per halve dag;
reis- en verblijfkosten buiten het gebied, waarvoor een vergoeding wordt verstrekt overeenkomstig het Reisbesluit binnenland;
de vergoedingen onder a en b worden jaarlijks met ingang van 1 januari verhoogd op basis van het prijsindexcijfer voor CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor de sector overheid van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
2. De vaste vergoeding varieert van € 5196,24 tot € 18 120,81 per jaar.
Bij de bepaling van de vaste vergoeding wordt rekening gehouden met:
de oppervlakte van het gebied in hectaren;
het aantal eigenaren en pachters betrokken bij de herverkaveling;
de kosten van uitvoering in euro per hectare zoals in geval van gefaseerde voorbereiding geraamd in het landinrichtingsprogramma en zoals in geval van vereenvoudigde voorbereiding geraamd in het landinrichtingsplan;
functie of beroep van de leden.
De factoren a, b, c en d worden gerelateerd tot vergoedingsbedragen op basis van onderstaande tabel.
5 196,24 |
<1500 |
<500 |
<907,56 |
||
7 005,46 |
1500–3000 |
500–1000 |
907,56 – 1361,34 |
||
8 956,26 |
3000–4500 |
1000–1500 |
1361,34 – 1815,12 |
18 120,81 |
Landbouwer of vrije beroepsbeoefenaar* Een landbouwer of vrije beroepsbeoefenaar als hier bedoeld is een landbouwer of vrije beroepsbeoefenaar die een volledige bedrijfsvoering heeft en geen andere gehonoreerde nevenfuncties uitoefend. |
10 496,39 |
4500–6000 |
1500–2000 |
1815,12 – 2268,90 |
||
12 164,03 |
6000–7500 |
2000–2500 |
2268,90 – 2722,68 |
||
15 276,96 |
7500–9000 |
2500–3000 |
2722,68 – 3176,46 |
||
18 120,81 |
>9000 |
>3000 |
>3176,46 |
9 726,33 |
Andere functies/beroepen |
De factoren a, b en c worden gerelateerd aan de vergoedingsbedragen 1, welke bedragen bij elkaar worden opgeteld.
De factor d wordt gerelateerd aan een vergoedingsbedrag 2, dat met 3 wordt vermenigvuldigd. De aldus verkregen vergoedingsbedragen worden bij elkaar opgeteld en door 6 gedeeld, hetgeen het bedrag van de vaste vergoeding oplevert.
De bedragen in de kolommen (1) en (2) in de vergoedingentabel worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast op basis van het prijsindexcijfer voor CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor de overheid van het Centraal Bureau voor de Statistiek.