Besluit van 24 oktober 1985, houdende vaststelling van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 25 februari 1985, Hoofddirectie Organisatie Rechtspleging en Rechtshulp, nr. 334 P 885;
De Raad van State gehoord (advies van 17 mei 1985, nr. W03.85.0127/11.5.19);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 22 oktober 1985, Hoofddirectie Organisatie Rechtspleging en Rechtshulp, nr. 2069 P 885;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1:

Begripsomschrijvingen

Artikel

1a

Vervallen

§

2:

De opleiding

Artikel

2

Er is een opleiding die ten doel heeft toekomstige rechterlijke ambtenaren de kennis, de vaardigheden en de ervaring te verschaffen, die nodig zijn om een rechtsprekende functie, dan wel de functie van officier van justitie te kunnen uitoefenen. De opleiding duurt zes jaar en omvat een binnenstage, een buitenstage en een vormingsprogramma.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Het toezicht op de buitenstage berust bij de rector.

Artikel

7

Artikel

8

§

3:

Uitvoering en bekostiging van de opleiding

Artikel

10

De Raad en het College van procureurs-generaal kunnen gezamenlijk algemene en bijzondere aanwijzingen geven aan het studiecentrum rechtspleging.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Het studiecentrum rechtspleging bekostigt de opleiding uit de daarvoor door de Raad en het College van procureurs-generaal beschikbaar gestelde gelden.

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

§

4:

Toelating tot de opleiding

Artikel

16

Onze Minister beslist omtrent de toelating tot de opleiding na advies van een selectiecommissie. Hij laat geen kandidaat tot de opleiding toe dan op aanbeveling van die commissie.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het advies.

Artikel

20

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 16 tot en met 19 kan Onze Minister, gehoord de selectiecommissie, zonodig de toelatingsprocedure nader regelen.

§

5

De benoeming van toegelatenen tot de opleiding

Artikel

21

Artikel

21a

Artikel

21b

Artikel

22

Artikel

22a

Vervallen

Artikel

22b

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

§

6:

Bijzondere rechten en verplichtingen, beoordeling en ontslag

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

25a

De rector stelt, na instemming van de Raad en het College van procureurs-generaal, het model vast van de lijst, waarop de beoordeling wordt vastgelegd.

Artikel

25b

Artikel

25c

Artikel

25d

Artikel

26

Artikel

27

Indien Onze Minister een der beslissingen, bedoeld in artikel 8, heeft genomen, kan hij de rechterlijk ambtenaar in opleiding op die grond ontslaan. Indien de rechterlijk ambtenaar in opleiding reeds in vaste dienst is benoemd, kan hij evenwel, in afwijking van de eerste volzin, slechts worden ontslagen, indien het na een zorgvuldig onderzoek van maximaal zes maanden niet mogelijk is gebleken om hem binnen het gezagsbereik van Onze Minister of bij een gerecht een andere, mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden, passende functie aan te bieden dan wel indien hij weigert deze functie te aanvaarden. De mededeling dat tot ontslag wordt overgegaan wordt uiterlijk vijfenveertig dagen gedaan voor afloop van de in de vorige zin bedoelde termijn van zes maanden.

Artikel

28

Een rechterlijk ambtenaar in opleiding maakt voor het voltooien van de vierde deelstage van de binnenstage aan Onze Minister zijn keuze bekend voor een van de in artikel 2 bedoelde functies. Een gemaakte keuze kan na het voltooien van de vierde deelstage van de binnenstage alleen in zeer bijzondere gevallen worden gewijzigd.

Artikel

28a

Artikel

29

Een rechterlijk ambtenaar in opleiding, die de opleiding met gunstig resultaat heeft beëindigd en geschikt wordt geacht voor een van de in artikel 2 bedoelde functies, wordt, overeenkomstig diens keuze, benoemd in de functie van gerechtsauditeur dan wel benoemd in de functie van substituut-officier van justitie. Bij de vaststelling van de rechtbank of het parket waarbij het ambt, bedoeld in de eerste volzin, wordt vervuld, wordt de voorkeur van de betrokken rechterlijk ambtenaar in opleiding en het dienstbelang in aanmerking genomen.

§

7:

Slotbepalingen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren.

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes

Bijlage

als bedoeld in artikel 21b, eerste lid, van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Formulier voor het afleggen van de eed of belofte door een rechterlijk ambtenaar in opleiding

Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de Grondwet en alle overige wetten zal eerbiedigen.

Ik zweer/verklaar dat ik noch direct, noch indirect in welke vorm dan ook valse informatie heb verstrekt in verband met het verkrijgen van mijn benoeming.

Ik zweer/verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn benoeming aan niemand iets heb gegeven of beloofd en dat ik dit ook niet zal gaan doen.

Ik zweer/verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn benoeming van niemand giften heb aanvaard en niemand beloften heb gedaan en dat ik dit ook niet zal gaan doen.

Ik zweer/beloof dat ik gegevens waarover ik bij de uitoefening van mijn ambt de beschikking krijg en waarvan ik het vertrouwelijke karakter ken of redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift mij tot mededeling verplicht of uit mijn ambt de noodzaak tot mededeling voortvloeit, geheim zal houden;

Ik zweer/beloof dat ik plichtsgetrouw en nauwgezet de aan mij opgedragen werkzaamheden zal verrichten, dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig !/Dat verklaar en beloof ik !

Op ........................, werd te .....................

ten overstaan van (1) .............................., en

in tegenwoordigheid van (2) .......................

door (3) .............................

de bovenvermelde eed/belofte afgelegd.

(1) .............................

(2) .............................

(3) .............................