Wet van 19 december 1985, houdende regeling van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO

TNO-wet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat gewijzigde omstandigheden en inzichten het wenselijk maken de Wet van 30 oktober 1930 tot regeling van het toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (Stb. 416) door een nieuwe wettelijke regeling te vervangen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze minister: Onze minister van onderwijs en wetenschappen, tevens belast met de coördinatie van het wetenschapsbeleid;

  • b.

    Onze ministers wie het mede aangaat: Onze ministers van defensie, van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer, van verkeer en waterstaat, van economische zaken, van landbouw en visserij, van sociale zaken en werkgelegenheid, en van welzijn, volksgezondheid en cultuur;

  • c.

    de Organisatie: de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO.

Artikel

2

Onze minister draagt zorg voor de samenhang en doeltreffendheid van het door de regering met betrekking tot de Organisatie te voeren beleid. Hij treft daartoe, in overeenstemming met Onze ministers wie het mede aangaat, de nodige voorzieningen.

Artikel

3

Hoofdstuk

2

Doelstelling

Artikel

4

De Organisatie heeft ten doel ertoe bij te dragen dat op toepassing gericht technisch- en natuurwetenschappelijk onderzoek en daarmee te verbinden sociaal-wetenschappelijk en ander op toepassing gericht onderzoek op doelmatige wijze dienstbaar wordt gemaakt aan het algemeen belang en de daarbinnen te onderscheiden deelbelangen.

Artikel

5

De Organisatie tracht haar doel te bereiken door:

  • a.

    het verrichten en doen verrichten van het in artikel 4 omschreven onderzoek op werkterreinen te bepalen op eigen initiatief, dan wel na overleg met, in overeenstemming met, of in opdracht van de rijksoverheid, de lagere overheden, ondernemingen, andere maatschappelijke groeperingen en natuurlijke personen;

  • b.

    het toegankelijk maken en overdragen van resultaten van het in artikel 4 omschreven onderzoek door middel van voorlichting en advisering alsmede het begeleiden en ondersteunen van derden bij de toepassing van dit onderzoek;

  • c.

    samenwerking met andere onderzoekinstellingen ter zake van het in artikel 4 omschreven onderzoek en

  • d.

    het leveren van bijdragen aan de coördinatie van het in artikel 4 omschreven onderzoek in Nederland en aan internationale samenwerking op dit gebied;

  • e.

    het verrichten van de werkzaamheden die haar voorts worden opgedragen bij wet of algemene maatregel van bestuur.

Hoofdstuk

3

Organen en inrichting van de organisatie

§

1

Organen

Artikel

6

De Organisatie heeft een raad van bestuur, een raad van toezicht en een raad voor het defensie-onderzoek.

§

2

Raad van bestuur

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

§

3

Raad van Toezicht

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De leden van de raad van bestuur wonen de vergaderingen van de raad van toezicht bij, tenzij de raad van toezicht in voorkomende gevallen anders beslist.

Artikel

13

Artikel

14

§

4

Inrichting Organisatie

Artikel

15

§

5

Defensie-onderzoek

Artikel

16

Er is een hoofdgroep voor defensie-onderzoek, welke bestaat uit door de raad voor het defensie-onderzoek aangewezen instituten en/of andere onderdelen.

Artikel

17

Artikel

18

Hoofdstuk

4

Strategisch plan

Artikel

19

Hoofdstuk

5

Geldmiddelen

Artikel

20

De Organisatie verwerft haar geldmiddelen door het aanvaarden van van rijkswege te verstrekken subsidies, door het aanvaarden van subsidies en bijdragen van derden, door het in rekening brengen van vergoedingen voor in opdracht uitgevoerd onderzoek en andere werkzaamheden, door het aanvaarden van schenkingen, van erfstellingen en legaten, en uit anderen hoofde.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Vervallen

Hoofdstuk

6

Inlichtingen, verslaglegging en controle

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Hoofdstuk

7

Goedkeuring, schorsing, vernietiging

Artikel

27

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Vervallen

Hoofdstuk

8

Overige onderwerpen

Artikel

32

De Organisatie wordt beheerd als een administratieve eenheid, zoveel doenlijk met inachtneming van bedrijfseconomische beginselen.

Artikel

33

Artikel

34

Besluiten van de raad van bestuur tot het oprichten en ontbinden alsmede het besturen van en deelnemen in andere rechtspersonen behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel

35

De door de raad van bestuur vast te stellen regeling van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers van de Organisatie behoeft de goedkeuring van de raad van toezicht. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang

Artikel

36

Vervallen

Hoofdstuk

9

Nadere regels

Artikel

37

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven terzake van in deze wet geregelde onderwerpen, voorzover in de wet niet anders is bepaald.

Hoofdstuk

10

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

38

Het strategisch plan, bedoeld in artikel 19, wordt door de raad van bestuur voor de eerste maal bij Onze minister ingediend voor 1 april 1987.

Artikel

39

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

40

Artikel

41

De voorzitter en de andere leden van het dagelijks bestuur, bedoeld in het TNO-besluit 1980, worden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet voorzitter en leden van de raad van bestuur.

Artikel

42

Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet worden al degenen, die in dienst zijn van de Nederlandsche Centrale Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek, bedoeld in de wet van 30 oktober 1930, geacht in dienst te zijn van de Organisatie, bedoeld in deze wet, tenzij zij binnen twee maanden na dat tijdstip te kennen geven dit niet te wensen.

Artikel

43

Het verslag, bedoeld in artikel 12 van de Wet van 30 oktober 1930 (Stb. 416), wordt voor het laatst uitgebracht over het kalenderjaar, voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

44

De Wet van 30 oktober 1930 tot regeling van het toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (Stb. 416) wordt ingetrokken.

Artikel

45

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, W. J. Deetman
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes