Wet van 27 maart 1986, houdende medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden

Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de tijdelijke oververtegenwoordiging van verzekerden van 65 jaar en ouder in de verplichte ziekenfondsverzekering als gevolg van het onder de werking van de verplichte ziekenfondsverzekering brengen van personen van 65 jaar en ouder ingevolge de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, wenselijk is een regeling te treffen met betrekking tot de medefinanciering door ziektekostenverzekeraars van de extra lasten als gevolg van deze tijdelijke oververtegenwoordiging;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    overeenkomsten van ziektekostenverzekering: overeenkomsten van directe verzekering die strekken tot vergoeding van kosten van geneeskundige hulp aan personen die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig zijn of die buiten Nederland woonachtig zijn en een overeenkomst van standaardverzekering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 hebben afgesloten, met uitzondering van overeenkomsten van arbeidsongeschiktheidsverzekering, overeenkomsten van ongevallenverzekering, overeenkomsten van reisverzekering en andere overeenkomsten van verzekering waarbij kosten van geneeskundige hulp uitsluitend aanvullend worden gedekt;

  • b.

    ziektekostenverzekeringsbedrijf: het als bedrijf sluiten van overeenkomsten van ziektekostenverzekering voor eigen rekening, met inbegrip van het afwikkelen van de in dat bedrijf gesloten overeenkomsten van ziektekostenverzekering, ook al wordt daarmee niet beoogd het maken van winst;

  • c.

    verzekeraar: ieder die het ziektekostenverzekeringsbedrijf uitoefent;

  • d.

    ziekenfonds: iedere rechtspersoon, toegelaten overeenkomstig artikel 34, eerste lid, van de Ziekenfondswet;

  • e.

    uitvoeringsorgaan: het uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 17 van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998;

  • f.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën.

Artikel

2

De Pensioen- & Verzekeringskamer beslist voor de toepassing van deze wet of een handeling of een samenstel van handelingen al dan niet uitoefening van het ziektekostenverzekeringsbedrijf vormt. Zij beslist ambtshalve dan wel op verzoek van hetzij degene die de handeling of het samenstel van handelingen verricht of voornemens is te verrichten, hetzij een representatieve organisatie van verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

Hoofdstuk

II

De medefinancieringsregeling

Artikel

4

Artikel

5

Hoofdstuk

III

Uitvoering van de medefinancieringsregeling

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Overige bepalingen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Hoofdstuk

V

Het beroep

Artikel

18

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Hoofdstuk

VI

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Slotbepalingen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

26

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, H. O. C. R. Ruding
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes