Wet van 24 april 1986, op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verplichtingen ten behoeve van de belastingheffing beter af te stemmen op verplichtingen van internationaal en interregionaal recht op het gebied van het verlenen van bijstand door Nederland aan andere staten bij de heffing van belastingen teneinde te bevorderen dat belastingschulden op het juiste bedrag kunnen worden vastgesteld en dat het ontgaan en ontwijken van belastingen wordt bestreden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Deze wet verstaat onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • b.

    staat: een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, een Mogendheid waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten dat voorziet in wederzijdse bijstand bij de heffing van de in artikel 1 bedoelde belastingen, alsmede de Nederlandse Antillen en Aruba;

  • c.

    bevoegde autoriteit: de door een staat tot het uitwisselen van inlichtingen aangewezen persoon of instantie;

  • d.

    Algemene wet: Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel

3

Als belastingen naar het inkomen, de winst en het vermogen als bedoeld in artikel 1 worden, ongeacht de wijze waarop de belasting wordt geheven, beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar de gehele winst, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen, van de winst of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken en belastingen geheven naar loonsommen.

Artikel

4

Met betrekking tot de in Nederland geheven belastingen vindt deze wet toepassing op:

  • a.

    de inkomstenbelasting;

  • b.

    de loonbelasting;

  • c.

    de vennootschapsbelasting;

  • d.

    de dividendbelasting;

  • e.

    de rechten van successie, van overgang en van schenking;

  • f.

    de omzetbelasting, voor zover deze wordt geheven met toepassing van de bepalingen van de Algemene wet;

  • g.

    de accijns, voor zover deze wordt geheven met toepassing van de bepalingen van de Algemene wet, en

  • h.

    alle soortgelijke rijksbelastingen, voor zover deze worden geheven met toepassing van de bepalingen van de Algemene wet.

Hoofdstuk

II

Vormen van door Nederland te verlenen bijstand

Afdeling

1

Op verzoek verstrekken van inlichtingen

Artikel

5

Afdeling

2

Automatisch verstrekken van inlichtingen

Artikel

6

Afdeling

3

Spontaan verstrekken van inlichtingen

Artikel

7

Afdeling

4

Onderzoek in het kader van te verlenen bijstand

Artikel

9

Artikel

10

Degene bij wie een onderzoek als bedoeld in artikel 8 wordt ingesteld, is verplicht de ambtenaar van de rijksbelastingdienst alsmede de ambtenaar die ingevolge artikel 9 bij dit onderzoek aanwezig is, ten behoeve van dit onderzoek toegang te verlenen.

Artikel

12

Ten dienste van de heffing van de in artikel 4 bedoelde belastingen kan Onze Minister een ambtenaar van de rijksbelastingdienst aanwijzen om aanwezig te zijn bij een onderzoek in een andere staat, dat door of vanwege de bevoegde autoriteit van die staat wordt ingesteld, in het kader van het verstrekken van inlichtingen aan Nederland.

Hoofdstuk

III

Begrenzing van door Nederland te verlenen bijstand; wederkerigheid

Artikel

13

Hoofdstuk

IV

Geheimhouding; gebruik van inlichtingen

Artikel

14

Artikel

15

Hoofdstuk

V

Slotbepaling

Artikel

16

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, H. E. Koning
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes