Regeling nadere eisen draagbaar klimmaterieel (Warenwet)
Besluiten:
Artikel
2
De afstand tussen de onderste trede of sport en het onderste uiteinde van de boom of stijl mag maximaal de in artikel 1, eerste lid, bedoelde afstand + 15 mm bedragen en moet minimaal de helft van die afstand bedragen.
Artikel
3
Indien het draagbare klimmaterieel is voorzien van een platform welk als standplaats kan dienen, dan dient dit platform te zijn voorzien van een steunbeugel waarvan de steunverlenende zijde in zijn verticale projectie niet buiten het platform mag steken en waarbij de verticale afstand, gemeten tussen platform en steunbeugel, ten minste 600 mm dient te bedragen.
Artikel
4
Indien het draagbare klimmaterieel is voorzien van een platform, dan mag dit platform maximaal 30 mm buiten zijn achterste ondersteuningspunt en 10 mm buiten zijn voorste ondersteuningspunt uitsteken terwijl de voorkant niet buiten hetzelfde vlak uit mag steken als het vlak van de voorkant van een trede c.q. sport als die in plaats van het platform aangebracht zou zijn.
Artikel
5
1
Zowel de bovenzijde van de treden of sporten en het platform als de onderzijde der stijlen of bomen van het draagbare klimmaterieel dienen voldoende stroef te zijn.
2
De uitwendige breedte van één of beide basisdelen van draagbaar klimmaterieel, dat bedoeld is om onder meer vrijstaand te worden opgesteld dient, gemeten aan de onderzijde, minimaal gelijk te zijn aan de inwendige breedte ter plaatse van de bovenste sport of trede of het platform, en in het geval van draagbaar klimmaterieel als aangeduid onder ten negende van NEN 3422 d.d. juni 1969 en NEN 3423 d.d. december 1971, vermeerderd met onderstaande waarde voor:
-
a.
2-delige reformladder: ten minste 17,5% van de lengte van de boom of stijl, gemeten vanaf de voet tot aan het scharnierpunt;
-
b.
3-delige reformladder: als onder a;
-
c.
4-delige reformladder: ten minste 12,5% van de lengte van de boom of stijl, gemeten vanaf de voet tot aan het scharnierpunt, waarbij deze verbreding moet zijn aangebracht aan beider basis.
Artikel
6
Draagbaar klimmaterieel, bestaande uit meerdere beklimbare delen die in uitgeschoven of opgestoken stand kunnen worden gebruikt, dient zodanig te zijn geconstrueerd dat de uiterste gebruiksstand van de beklimbare delen begrensd is en dat het samengestelde klimmaterieel in maximale gebruikslengte een weerstand tegen doorbuiging heeft die minimaal gelijk is aan de vereiste waarde voor enkelvoudig klimmaterieel van gelijke lengte.
Artikel
7
Bij draagbaar klimmaterieel als bedoeld in artikel 6, welk van een optrekconstructie is voorzien, dient deze constructie zodanig te zijn uitgevoerd dat bij het loslaten of het breken van de optreklijn het onderste opgetrokken deel van het klimmaterieel over niet meer dan één sport c.q. trede-afstand kan zakken; de optreklijn moet een diameter hebben van ten minste 8 mm en een trekkracht van ten minste 4000 N kunnen doorstaan.
Artikel
8
Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling nadere eisen draagbaar klimmaterieel (Warenwet)’.