Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder Onze Ministers: Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën.
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder Onze Ministers: Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën.
Voor de toepassing van de artikelen 160c en 160d van de Provinciewet (Stb. 1962, 17) worden:
in aanmerking genomen de vaarwegen voor zover de kosten van onderhoud hiervan per 1 januari 1978 geheel of nagenoeg geheel ten laste van de provincie kwamen;
de lengten van de vaarwegen per provincie gewogen met de, naar de oppervlakten van de grondsoorten in elke provincie gewogen, gemiddelde waarde voor de draagkracht van de ondergrond;
de lengten van de in onderdeel a van dit artikel bedoelde vaarwegen, alsmede de in onderdeel b van dit artikel bedoelde weging daarvan, vastgesteld zoals in de, bij dit besluit behorende, bijlage is aangegeven.
Voor de toepassing van artikel 160h, eerste lid, van de Provinciewet wordt zo spoedig mogelijk na afloop van het begrotingsjaar aan gedeputeerde staten van de provincies een ontwerp gezonden van de beschikking tot vaststelling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 160b, eerste lid en artikel 160e, eerste lid, van de Provinciewet.
Binnen een maand na de dag na die van verzending van de ontwerp-beschikking, bedoeld in artikel 3, kunnen gedeputeerde staten daartegen bezwaar maken bij Onze Ministers.
Het bezwaarschrift wordt ingediend bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken.
Het bezwaarschrift kan geen betrekking hebben op de algemeen geldende bedragen per eenheid en de meetregels van de verdeelmaatstaven, bedoeld in artikel 160c van de Provinciewet.
Zo spoedig mogelijk na verstrijken van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde termijn zenden Onze Ministers de beschikking tot vaststelling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 160b, eerste lid, en artikel 160e, eerste lid, van de Provinciewet, aan gedeputeerde staten van de provincies. Afwijkingen bij de vaststelling van uitkeringen ten opzichte van de uitkeringen genoemd in de ontwerp-beschikking worden door Onze Ministers met redenen omkleed.
Binnen een maand na de dag na die van verzending van de beschikking, bedoeld in artikel 5, kunnen gedeputeerde staten die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de ontwerp-beschikking, bedoeld in artikel 3, bij Onze Ministers bezwaar maken tegen eventuele afwijkingen bij de vaststelling van uitkeringen ten opzichte van de uitkeringen genoemd in de ontwerp-beschikking. Het bezwaarschrift wordt ingediend bij onze minister van Binnenlandse Zaken.
Binnen een maand na de dag na die van verzending van de beschikking, bedoeld in artikel 5, dan wel indien gedeputeerde staten een bezwaar hebben ingediend als bedoeld in artikel 5a, binnen een maand na de dag van verzending van de beslissing op het bezwaarschrift, bedoeld in artikel 5a, tweede lid, kunnen gedeputeerde staten daartegen beroep instellen bij de Kroon. Een afschrift van het beroepschrift wordt gezonden aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.
Het beroep kan alleen betrekking hebben op zaken waarover bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken een bezwaarschrift is ingediend. Het beroep kan geen betrekking hebben op de algemeen geldende bedragen per eenheid en de meetregels van de verdeelmaatstaven bedoeld in artikel 160c van de Provinciewet.
Het koninklijk besluit van 22 mei 1981, Stb. 413, wordt ingetrokken met ingang van het uitkeringsjaar 1983.
Dit besluit treedt in werking twee maanden na plaatsing in het Staatsblad, met dien verstande dat het voor het eerst wordt toegepast voor het uitkeringsjaar 1983.
Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.
Groningen |
10,6 |
28,5 |
– |
82,5 |
29,0 |
– |
150,6 |
60,2 |
4,772 |
12,6 |
Friesland |
88,7 |
– |
40,8 |
109,6 |
– |
– |
239,1 |
137,1 |
5,710 |
24,0 |
Drenthe |
76,7 |
8,4 |
– |
– |
– |
– |
85,1 |
85,1 |
9,748 |
8,7 |
Overijssel |
23,1 |
28,6 |
– |
– |
– |
– |
51,7 |
51,7 |
8,807 |
5,9 |
Gelderland |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8,747 |
– |
Utrecht |
– |
19,5 |
– |
– |
– |
– |
19,5 |
29,9 |
5,949 |
6,4 |
Noord–Holland |
7,8 |
50,3 |
5,7 |
– |
9,7 |
– |
73,5 |
73,5 |
3,520 |
20,9 |
Zuid–Holland |
10,7 |
23,3 |
44,9 |
28,1 |
– |
– |
107,0 |
96,6 |
3,390 |
28,5 |
Zeeland |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
3,468 |
– |
Noord–Brabant |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
9,685 |
– |
Limburg |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7,359 |
– |
Flevoland |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
3,301 |
– |
217,6 |
158,6 |
91,4 |
220,2 |
38,7 |
– |
726,5 |
534,1 |
107,0 |
1 Vastgesteld in de commissie van Europese ministers van Verkeer en Waterstaat in 1954,
2 De voorgaande kolom is voor Groningen en Friesland gecorrigeerd wat betreft de zogenoemde hoofdkanalen waarvoor het Rijk (minister van Verkeer en Waterstaat) een (bijna) integrale kostenvergoeding geeft.
De hoofd kanalen zijn in Groningen:
Eemskanaal (klasse V, lengte 26,4 km)
Van Starkenborghkanaal, (klasse IV, lengte 27,3 km)
Winschoterdiep (klasse IV, lengte 35,4 km)
In Friesland:
Prinses Margrietkanaal (klasse IV, lengte 64,3 km)
Van Harinxmakanaal (klasse IV, lengte 37,7 km)
De lengte van de vaarwegen in Zuid–Holland en Utrecht zijn aangepast naar aanleiding van de Herindelingswet Utrecht-West (Stb. 1988, 426).
3 Gecorrigeerde ongewogen lengten gedeeld door de wegingsfactor, met uitzondering van Utrecht. Zie nota van toelichting.