Besluit van 19 juni 1986, tot uitvoering van de artikelen 160d, derde lid, en 160h, tweede lid, van de Provinciewet

Besluit ex artikel 160d en 160h Provinciewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën, van 20 december 1985, nr. BMV85/U1242, directoraat-generaal Binnenlands Bestuur, directie Bestuurlijke en Financiële Organisatie;
Gezien de adviezen van gedeputeerde staten van de provincies;
De Raad van State gehoord (advies van 10 maart 1986, nr. W04.86.0008/04.6.09);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën, van 30 mei 1986, nr. BMV86/293, directoraat-generaal Binnenlands Bestuur, directie Bestuurlijke en Financiële Organisatie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder Onze Ministers: Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën.

Artikel

2

Voor de toepassing van de artikelen 160c en 160d van de Provinciewet (Stb. 1962, 17) worden:

  • a.

    in aanmerking genomen de vaarwegen voor zover de kosten van onderhoud hiervan per 1 januari 1978 geheel of nagenoeg geheel ten laste van de provincie kwamen;

  • b.

    de lengten van de vaarwegen per provincie gewogen met de, naar de oppervlakten van de grondsoorten in elke provincie gewogen, gemiddelde waarde voor de draagkracht van de ondergrond;

  • c.

    de lengten van de in onderdeel a van dit artikel bedoelde vaarwegen, alsmede de in onderdeel b van dit artikel bedoelde weging daarvan, vastgesteld zoals in de, bij dit besluit behorende, bijlage is aangegeven.

Artikel

4

Artikel

5

Zo spoedig mogelijk na verstrijken van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde termijn zenden Onze Ministers de beschikking tot vaststelling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 160b, eerste lid, en artikel 160e, eerste lid, van de Provinciewet, aan gedeputeerde staten van de provincies. Afwijkingen bij de vaststelling van uitkeringen ten opzichte van de uitkeringen genoemd in de ontwerp-beschikking worden door Onze Ministers met redenen omkleed.

Artikel

5a

Artikel

6

Artikel

7

Het koninklijk besluit van 22 mei 1981, Stb. 413, wordt ingetrokken met ingang van het uitkeringsjaar 1983.

Artikel

8

Dit besluit treedt in werking twee maanden na plaatsing in het Staatsblad, met dien verstande dat het voor het eerst wordt toegepast voor het uitkeringsjaar 1983.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Lage Vuursche
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Van Amelsvoort
De Staatssecretaris van Financiën, H. E. Koning
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes

Bijlage

bij het koninklijk besluit van 19 juni 1986, Stb. 400 tot uitvoering van de artikelen 160d, derde lid, en 160h, tweede lid, van de Provinciewet (Stb. 1962, 17).

Lengte der provinciale vaarwegen in Nederland, alsmede weging daarvan Toestand per 1 januari 1978

Groningen

10,6

28,5

82,5

29,0

150,6

60,2

4,772

12,6

Friesland

88,7

40,8

109,6

239,1

137,1

5,710

24,0

Drenthe

76,7

8,4

85,1

85,1

9,748

8,7

Overijssel

23,1

28,6

51,7

51,7

8,807

5,9

Gelderland

8,747

Utrecht

19,5

19,5

29,9

5,949

6,4

Noord–Holland

7,8

50,3

5,7

9,7

73,5

73,5

3,520

20,9

Zuid–Holland

10,7

23,3

44,9

28,1

107,0

96,6

3,390

28,5

Zeeland

3,468

Noord–Brabant

9,685

Limburg

7,359

Flevoland

3,301

217,6

158,6

91,4

220,2

38,7

726,5

534,1

107,0

1 Vastgesteld in de commissie van Europese ministers van Verkeer en Waterstaat in 1954,

2 De voorgaande kolom is voor Groningen en Friesland gecorrigeerd wat betreft de zogenoemde hoofdkanalen waarvoor het Rijk (minister van Verkeer en Waterstaat) een (bijna) integrale kostenvergoeding geeft.

De hoofd kanalen zijn in Groningen:

  • Eemskanaal (klasse V, lengte 26,4 km)

  • Van Starkenborghkanaal, (klasse IV, lengte 27,3 km)

  • Winschoterdiep (klasse IV, lengte 35,4 km)

In Friesland:

  • Prinses Margrietkanaal (klasse IV, lengte 64,3 km)

  • Van Harinxmakanaal (klasse IV, lengte 37,7 km)

De lengte van de vaarwegen in Zuid–Holland en Utrecht zijn aangepast naar aanleiding van de Herindelingswet Utrecht-West (Stb. 1988, 426).

3 Gecorrigeerde ongewogen lengten gedeeld door de wegingsfactor, met uitzondering van Utrecht. Zie nota van toelichting.