Besluit van 24 december 1986, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 5 van de Ziektewet en artikel 5 van de Werkloosheidswet

Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 november 1986, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, Directie Sociale Verzekeringen, Hoofdafdeling Werknemersverzekeringen, Afdeling Werkloosheidsregelingen, nr. SZ/SV/WV/WW/SVW/86/09845;
De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1986, nr. W12.86.0607);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 1986, nr. SVW/86/10736;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd de arbeidsverhouding van de thuiswerker die:

  • a.

    zich doorgaans laat bijstaan door meer dan twee andere personen, niet zijnde zijn echtgenoot of zijn tot zijn huishouden behorende minderjarige kinderen;

  • b.

    behoort tot een groep personen, aangewezen door Onze Minister.

Artikel

4

Artikel

4a

Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de topsporter die op grond van het in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgestelde reglement van de stichting Fonds voor de Topsporter een periodieke uitkering als tegemoetkoming in de kosten van zijn levensonderhoud geniet.

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

6

Als werkgever wordt beschouwd in de gevallen, bedoeld in de artikelen 3, 5 en 5a, de natuurlijke persoon op wie of het lichaam waarop de verplichting rust het loon te betalen, niet zijnde, in de gevallen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, degene, bedoeld in artikel 5a, tweede lid, met of voor wie de seksuele handelingen worden verricht.

Artikel

8

Artikel

9

Tussen Onze Minister en Onze Minister van Financiën dient overeenstemming te bestaan omtrent het aanwijzen van een groep personen of van gevallen, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 5 en omtrent het stellen van regels, bedoeld in artikel 8.

Artikel

10

Het besluit van 14 december 1973, Stb. 627, wordt ingetrokken.

Artikel

11

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1987.

Lasten en bevelen, dat dit besluit, met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. de Koning
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes