Besluit van 10 december 1987, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 17, vierde lid, en 42, negende lid, van de Werkloosheidswet
Besluit verlaagde wekeneis Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 september 1987, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, Directie Sociale Verzekeringen, Hoofdafdeling Werknemersverzekeringen, Afdeling Werkloosheidsregelingen, nr. SVW/87/07458;
De Raad van State gehoord (advies van 20 november 1987, nr. W.12.87.0480);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 november 1987, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, Directie Sociale Verzekeringen, Hoofdafdeling Werknemersverzekeringen, Afdeling Werkloosheidsregelingen, nr. SVW/87/9118;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
1
Het aantal weken, bedoeld in artikel 17, onderdeel a, van de Werkloosheidswet en artikel 58, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarin ten minste als werknemer arbeid moet zijn verricht wordt gesteld op 16 ten aanzien van de werknemer die in de periode van 39 weken onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn werkloosheid in een onregelmatig arbeidspatroon uitsluitend of vrijwel uitsluitend als musicus of anderszins als artiest, dan wel als filmmedewerker arbeid in dienstbetrekking heeft verricht.
2
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die de in het eerste lid bedoelde artiest of musicus in hetzelfde of nagenoeg hetzelfde arbeidspatroon in zijn optreden technisch heeft ondersteund.
Artikel
2
1
Het aantal weken, bedoeld in artikel 17, onderdeel a, van de Werkloosheidswet en artikel 58, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarin ten minste als werknemer arbeid moet zijn verricht, wordt ten aanzien van een werknemer als bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, die in de periode van 39 weken onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn werkloosheid grotendeels arbeid in dienstbetrekking heeft verricht als omschreven in die leden, voor zover die arbeid naar zijn aard slechts beschikbaar is gedurende een of meer jaarlijks terugkerende perioden, gesteld op het bij die arbeid omschreven aantal.
2
Het aantal weken wordt gesteld op 13 ten aanzien van een werknemer die arbeid heeft verricht in de beetwortelindustrie.
3
Het aantal weken wordt gesteld op 16 ten aanzien van een werknemer die:
a.
agrarische arbeid in het algemeen heeft verricht;
b.
arbeid heeft verricht in de aardappelmeelindustrie;
c.
arbeid heeft verricht bij transportbedrijven ten behoeve van vervoer van aardappels en suikerbieten;
d.
arbeid heeft verricht in de groente- en fruitverwerkende industrie;
e.
arbeid heeft verricht in de visconservenindustrie, of
f.
arbeid heeft verricht als kermismusicus.
4
Het aantal weken wordt gesteld op 20 ten aanzien van een werknemer die:
a.
arbeid heeft verricht in de hotel-, restaurant-, café-, pension- en aanverwante bedrijven;
b.
arbeid heeft verricht in bakkersbedrijven, mits de aard van die arbeid overeenkomt met de in onderdeel a. genoemde arbeid;
c.
arbeid heeft verricht als aardappelkarteerder en controleur;
d.
arbeid heeft verricht bij reisbureaus, toerwagenondernemingen, verenigingen voor vreemdelingenverkeer, jeugdherbergen, vakantieverblijven, kampeercentra, strandexploitanten, speeltuinen, speelterreinen, instellingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding en sportbeoefening, bad- en zweminrichtingen, tentoonstellingen of musea;
e.
arbeid heeft verricht in bedrijven die rondvaarten en toerwagenreizen organiseren;
f.
arbeid heeft verricht als expeditie- of pakhuispersoneel, in dienst van groothandelaren of commissionairs in land- en tuinbouwproducten;
g.
sorteer- en dergelijke arbeid heeft verricht bij tuinbouwveilingen, tuinbouwverenigingen en bij de detailhandel in bloembollen;
h.
arbeid heeft verricht in het winkelbedrijf;
i.
arbeid heeft verricht in het veenbedrijf;
j.
arbeid heeft verricht in het bontbedrijf, de bontverwerkende en garnerende bedrijven;
k.
arbeid heeft verricht in de spoelderij en pakkerij van het witlofbedrijf; of
l.
arbeid heeft verricht in luchtvaartbedrijven.
5
Indien een werknemer in de periode van 39 weken, bedoeld in het eerste lid, arbeid als genoemd in het tweede, derde of vierde lid, heeft verricht die onder meer leden of onderdelen is gerangschikt, wordt het aantal weken gesteld op het aantal weken behorende bij de arbeid die in het grootste aantal weken is verricht.
6
Indien een werknemer in de periode van 39 weken, bedoeld in het eerste lid, in een gelijk aantal weken arbeid als genoemd in het tweede, derde of vierde lid, heeft verricht die onder meer leden of onderdelen is gerangschikt, wordt het aantal weken gesteld op het aantal behorende bij de arbeid waarbij het kleinste aantal weken staat vermeld.
Artikel
3
Vervallen
Artikel
4
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlaagde wekeneis Werkloosheidswet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel
5
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1987.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L. de Graaf