Wet van 20 april 1988, houdende bepalingen betreffende de uitoefening van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en van het recht tot vergadering en betoging

Wet openbare manifestaties

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de artikelen 6 en 9 en de additionele artikelen III en V van de Grondwet nodig is, wettelijke bepalingen vast te stellen betreffende de uitoefening van het recht tot vrije belijdenis van godsdienst en levensovertuiging en betreffende de uitoefening van het recht tot vergadering en betoging, alsmede een aantal wetten te wijzigen, onderscheidenlijk in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wet openbare manifestaties

Paragraaf

I

Begripsbepaling

Artikel

1

Paragraaf

II

Bepalingen voor openbare plaatsen

Artikel

2

De bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De burgemeester kan tijdens een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging aanwijzingen geven, die degenen die deze houden of daaraan deelnemen in acht moeten nemen.

Artikel

7

De burgemeester kan aan degenen die een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging houden of daaraan deelnemen opdracht geven deze terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien:

  • a.

    de vereiste kennisgeving niet is gedaan, of een verbod is gegeven;

  • b.

    in strijd wordt gehandeld met een voorschrift, beperking of aanwijzing;

  • c.

    een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.

Paragraaf

III

Bepalingen voor andere dan openbare plaatsen

Artikel

8

Paragraaf

IV

Bijzondere bepalingen

Artikel

9

Artikel

10

Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau.

Paragraaf

V

Strafbepalingen

Artikel

11

Artikel

II

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

III

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

IV

Wet op de kerkgenootschappen

De Wet van 10 september 1853, Stb. 102, tot regeling van het toezigt op de onderscheidene kerkgenootschappen wordt ingetrokken.

Artikel

V

Wet vereniging en vergadering

De Wet van 22 april 1855, Stb. 32, tot regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering wordt ingetrokken.

Artikel

VI

Tot de inwerkingtreding van de door de gemeenteraad vast te stellen regels bedoeld in de artikelen 3 en 4 van artikel I van deze wet, doch uiterlijk tot drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet, gelden met betrekking tot de voorafgaande kennisgeving van samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergaderingen en betogingen, de volgende bepalingen:

  • a.

    Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, een vergadering of een betoging te houden, geeft daarvan ten minste 48 uur voor de aanvang schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • b.

    Voor op vooraf bepaalbare tijdstippen regelmatig terugkerende samenkomsten als bedoeld in onderdeel a, uitgaande van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan of een genootschap op geestelijke grondslag, is een eenmalige kennisgeving voldoende.

  • c.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving voldoende verklaren.

  • d.

    Bij de kennisgeving kan de burgemeester een opgave verlangen van:

    • 1°.

      naam en adres van degene die de samenkomst, vergadering of betoging houdt;

    • 2°.

      het doel van de samenkomst, vergadering of betoging;

    • 3°.

      de datum waarop de samenkomst, vergadering of betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • 4°.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • 5°.

      de wijze van samenstelling;

    • 6°.

      maatregelen die degene die de samenkomst, vergadering of betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • e.

    Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

Artikel

VII

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

VIII

Slotbepaling

Deze wet kan worden aangehaald als:

Wet openbare manifestaties.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. P. van Dijk
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes